11. Waarheid

267 16 2
                                    

Hoofdstuk 11 - Waarheid

Het licht dat door het keukenraam naar buiten scheen, maakte een geel vierkantje in de nieuw gevallen sneeuw. De rest van de sneeuw weerkaatste het licht van de volle maan die in een onbewolkte lucht hing en daardoor alles griezelig oplichtte. 

Ik zat alleen in de keuken met het boek dat ik voor Engels moest lezen. Ik was al veel verder dan we met de klas waren, maar ik had niets te doen en had al helemaal geen zin om ander huiswerk te gaan maken. Ik richtte me weer tot mijn boek maar begon niet met lezen. Iets achter mij trok mijn aandacht – misschien het ruisen van de wind, of het lichte gekraak van de achterdeur die open en dicht ging. Maar het was allemaal te stil geweest, alsof een onzichtbare kracht op de deur had gewerkt. Ik hoopte met heel mijn hart dat dat het geval was toen ik zuchtte, het boek met een klap dichtsloeg en me omdraaide in mijn stoel.

"Wat doe jij hier?"

Het was vrijdagavond en de hele week was voor mijn gevoel nogal hectisch geweest. Matt had alles op zijn kop gezet met zijn uitspraak over David en ik snapte niet wat hij bedoelde. Ik had hem gevraagd waarom, maar hij had geen antwoord willen geven. Hij zei dat ik het wel ooit zou begrijpen, maar dat hij het me niet kon uitleggen. Ik durfde hem niet meer te vertellen dat ik diezelfde dag nog met David in een krap hokje had gestaan. Matt had gezegd dat ik beter naar huis kon gaan. Ik snapte het niet. Wat was er mis met David?

Nou ja, vrijwel alles.

Alles aan David klopte niet. Ik kon het niet ontkennen. Hoe graag ik ook wilde geloven dat David onschuldig was, ik moest de waarheid onder ogen komen. Matt had me zonder er nog een woord over te zeggen naar huis gebracht en ik heb hem daarna niet meer gesproken. 

Ik had me alleen gevoeld omdat ik zowel Matt als David niet meer tegen was gekomen. Ik zag David nog wel op school natuurlijk, maar ik negeerde hem en hij negeerde mij – of in ieder geval zo goed als. Af en toe, als onze blikken elkaar kruisten, knipoogde hij waardoor ik telkens weer even op adem moest komen voordat ik door kon gaan met waar ik mee bezig was. 

Het leek eigenlijk erger te worden. Misschien omdat ik al een week niet meer met hem had gepraat, of omdat ik het stiekem leuk vond als hij naar mij keek? 

Alsof alles nog niet ingewikkeld genoeg was, had ik mezelf erop betrapt dat ik toch iets was gaan voelen voor David. Ik had het tegen willen houden, maar ik kon er niets aan doen. Elke blik of aanraking voelde zo heftig. Ik voelde mijn hart letterlijk sneller gaan kloppen als we elkaar tegemoetkwamen in de gangen en ik wist dat hij me ieder moment in de ogen aan kon kijken. 

Ik had altijd gedacht dat het niet waar was. Dat het verzonnen was door boeken. Maar mijn moeder had het ook gezegd. Het was een herinnering van lang geleden, toen ik haar had gevraagd hoe mijn vader en moeder elkaar hadden ontmoet. Mijn moeder had geglimlacht en vol liefde naar mijn vader gekeken terwijl ze de herinneringen ophaalde uit haar verleden. Ik kon de liefde voor mijn vader in haar ogen zien, en toen ze me vertelde dat ze het gevoel had gehad dat haar hart sneller ging kloppen bij elke keer dat ze mijn vader zag, had ik lief geglimlacht en weggedroomd bij de gedachte van mijn prins op het witte paard die mij ooit zo verliefd zou kunnen maken. 

Ik had gedacht dat mijn moeder het verzonnen had. Betekende dat, dat ik verliefd was? 

Nee, zo kon ik het niet noemen. Dit was anders. Mijn moeder had nooit iets gezegd over dat je het gevoel in je benen kwijtraakt, of dat je simpelweg niet meer normaal kunt nadenken. Dat je de elektriciteit voelt suizen door je aderen bij iedere aanraking, of dat je verlamd wordt door de warmte. Bij mijn moeder had het als een sprookje geklonken. En ik wilde niets liever dan dat sprookje.

Iets vertelde me dat zoiets nooit zou gebeuren. Het zou altijd precies dat blijven, een sprookje. Een kinderverhaal over magische en denkbeeldige wezens en landen, een droom.

(NL) Falling DawnWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu