Proloog

632 22 14
                                    

Will en Arnaut keken naar het kamp. Vandaag zouden ze het kinderroverskamp overvallen en de kinderen bevrijdden. Een paar dagen geleden kwamen er steeds meer meldingen over verdwenen kinderen. Na een lang onderzoek en vele achtervolgingen kwamen ze een paar dagen geleden bij dit kamp. Nu gingen ze hun plan uitvoeren. "Weet je zeker dat ze hier zijn?" vroeg Arnaut. Will knikte. "Zie je die tent daar? Daar zitten kinderen in." Will wees naar een tent die zo ongeveer in het midden van het kamp stond. "Is het dan niet veel te moeilijk om ze te bevrijden?" vroeg Arnaut. Will schudde zijn hoofd. "Nee, we hebben de nacht met ons en we komen onverwacht, dus ik zie geen problemen." Ze keken weer naar het kamp. Het was een groot kamp met wel 12 tenten. In het midden stond een tent, daaromheen stonden 5 tenten en daaromheen stonden de andere zes. De middelste tent was het grootst, dus Will nam aan dat daar de kinderen zaten. Helemaal zeker weten kon hij het natuurlijk niet, met maar een keer kijken, dus had hij wat onderzoek gedaan. En hij had gelijk. De tenten daaromheen waren van de belangrijkste rovers. De buitenste tenten waren voor de minst belangrijke rovers. "Weet je zeker dat daar de kinderen zitten?" vroeg Arnaut. Will zuchtte. "Ja. Hoevaak moet ik het nu nog zeggen?" Arnaut was nerveus, dat snapte Will wel, maar om nou elke vijf minuten te gaan vragen of het nog steeds klopte? Dat was wel een beetje overdreven. "Wanneer gaan we ze dan bevrijden?" Will zuchtte opnieuw. "Kun je even je mond houden. Als de soldaten op hun plek staan. Dan kunnen we aanvallen. Maar het duurt even, daar kunnen we niks aan doen." Arnaut knikte. Will glimlachte. Arnaut is een goede soldaat, dat wist Will wel. Ze hadden samen zoveel avonturen beleefd.... Arnaut stootte hem aan. Hij wees. De soldaten seinden dat ze er klaar voor waren. Wil begon te tellen. Drie vlaggen wapperden al. Alleen die van hem en Arnaut moest nog. Will keek naar Arnaut. Die knikte. Will hees hun vlag omhoog. De aanval kon beginnen. Eerst kwamen de soldaten een voor een tevoorschijn, die begonnen met de afleiding en Will en Arnaut gingen de kinderen bevrijden. Dat was het plan. De soldaten slopen tevoorschijn en begonnen zachtjes mannen uit te schakelen. Will en Arnaut maakten zich klaar om aan te vallen. Ondertussen klonk er een bel. Er werd alarm geslagen. Will en Arnaut kwamen voorzichtig uit hin schuilplaats. Zachtjes slopen ze langs alle vechtende soldaten. De afleiding werkte, het plan ging tot nu toe goed. Will en Arnaut kwamen bij de middelste tent aan. Arnaut ging naar binnen. Hij wenkte Will, de kust was veilig. Ze liepen de tent binnen. Er stonden twee soldaten in de tent. Arnaut schakelde ze met twee rake klappen uit. "Hoe doe je dat toch..." vroeg Will. "Ik kan het ook in een. Maar je weet het, gewoon oefenen." Arnaut grijnsde. Will glimlachte. Arnaut is misschien wel koning, maar het bleef zijn beste vriend. Hij wist nog voor de missie, hoe boos hij was. Arnaut stond erop dat hij meeging. Will wou het niet. Het is te gevaarlijk, herhaalde hij keer op keer. Maar Arnaut wou er niks van weten. "Het is net zogoed gevaarlijk voor mij als voor jou." antwoordde hij keer op keer. "Maar ik ben maar een van de 50 grijze jagers. Jij bent de enige koning die dit land heeft. En de enigste man van Cassandra." wierp Will nog tegen. "Jij bent mijn beste vriend. Mijn enige zowat. Als jou iets overkomt zou ik het mezelf nooit vergeven, en al helemaal als ik wist dat ik je kon beschermen, door mee te gaan." Daarmee was het besloten. Will voelde zich ontroerd door die woorden. Maar hij voelde hetzelfde. Hij wist ook heel goed dat Arnaut gelijk had. En zo kwam het dat de koning en zijn beste vriend meeging op missie. "Waar zouden ze de kinderen eigenlijk verstoppen in deze grote tent?" vroeg Arnaut. Will schrok op uit zijn gedachten. Arnaut keek hem vragend aan. "Jij bent op spionage geweest. Ik niet. Waar zitten de kinderen?" Will dacht even na. "Iets verder de tent in, aan een paar palen." antwoordde hij. Ze liepen verder de tent in. Er stonden drie palen met aan elke paal zo ongeveer tien kinderen. "Deze kinderrovers hebben veel kinderen te pakken gekregen." zei Arnaut. Een paar kinderen schrokken. "Rustig maar. We komen jullie bevrijden." zei Will. Gerustgesteld zakten ze weer tegen de paal. Een paar kinderen keken Will raar aan. "Volgens mij zijn er ook een paar kinderen uit onze buurlanden bij. Ik praatte duidelijk Aralueens." concludeerde Will. Arnaut knikte. "Lijkt me ook logisch." antwoordde hij. Will knikte. "Laten we ze losmaken. We hebben niet zoveel tijd. De soldaten houden dit waarschijnlijk niet lang vol." zei hij. Arnaut knikte. Hij liep naar de eerste paal toe en begon de touwen rond de polsen van de kinderen los te snijden. Will liep naar een andere paal en deed hetzelfde. Na tien minuten hadden ze de kinderen bevrijd. "Dat ging vlug. Het lijkt wel verdacht." zei Arnaut. Will knikte. "Laten we dan goed opletten. Als dit inderdaad een val is....." verder kwam Will niet want hij hoorde iemand gillen. Het kwam van heel dichtbij. "Gilde er iemand van jullie?" vroeg hij aan de kinderen. De kinderen die hem wel konden verstaan keken om zich heen en schudden hun hoofd. "Let op de kinderen. Ik ga kijken wat er aan de hand is." zei will tegen Arnaut. Arnaut knikte. Hij wist hoe belangrijk het nu was om rustig te blijven. Arnaut ging heel zachtjes een paar kinderen troostten terwijl Will naar buiten rende. Buiten zag hij de soldaten nog steeds vechten. Mooi, dan kan Arnaut met de kinderen ontsnappen. "De kust is veilig. Ga zo snel als je kan de kinderen bevrijden. Ik zie je zo wel." riep Will naar Arnaut. Hij wachtte niet voor het antwoord. Hij liep in de richting van het gegil af.

De grijze jaagster, Boek 1: EmaraWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu