Hoofdstuk 16

226 13 0
                                    

POV Tony
Koning Arnaut omhelst Will stevig. "Will! Lang geleden zeg. Waar was je?" "Mijn zaak." antwoordt Will. Arnaut laat hem los. "Eigenlijk is het veel te warm om iemand te omhelzen hè?" Will grinnikt. Ik zit nog steeds op de grond naar de twee oude vrienden te kijken. Will en Arnaut gaan ook zitten. "Dit is je leerling?" Arnaut bekijkt me. Will knikt. "Een van de twee. Naar de tweede zijn we op zoek." Ik krijg een steek in mijn hart als ik die beschrijving hoor. Ik bijt op mijn lip. "Is die weggelopen dan?" Will schudt verdrietig zijn hoofd. "Nee. Er waren rovers die mijn hut overvielen, denk ik. Silferina zei dat Tony mij halen moest en is tegen ze gaan vechten. Dat heeft ze waarschijnlijk niet gewonnen, want toen we terugkwamen zagen we alleen drie lijken, waar Silferina niet bij zat. Verder vonden we in het bos haar paard, Danser. Ze was ernstig gewond. Nu gaan we naar iemand die ons verder helpen kan, omdat ik met onderzoek met hem deed naar de kinderrovers. Volgens mij hebben die Silferina meegenomen." legt Will uit. Ik krijg tranen in mijn ogen en bijt harder op mijn lip. Arnaut knikt en gaat er verder niet op in. Hij blijft even om te kletsen met mij en Will. Uiteindelijk moet hij weer verder. "Evanlyn zal bezorgd zijn." Arnaut grijnst. Will glimlacht een beetje droevig. Ik kijk koning Anraut verbaasd aan. "Koningin Cassandra, bedoel ik. Ik ben het nog steeds gewend om haar Evanlyn te noemen." zegt Arnaut. Will zwaait nog even na, terwijl de koninklijke stoet weer vertrekt. Daarna gaan ik en Will ook weer op pad. Het is minder warm dan hiervoor. Ik kijk droevig naar de manen van Bellado. Danser loopt naast ons. Ik moet alweer aan Sil denken. Hoe zal het met haar zijn? Leeft ze nog? Denkt ze ook aan mij?

POV Silferina
Na een tijdje word ik weer wakker. Ik kreun. Mijn arm, wang en rug doen zeer. Logisch natuurlijk, daar heb ik klappen, trappen en messneeën gekregen. Hanna zit naast me, met tranen in haar ogen. Zachtjes begint ze te snikken. Ik ga zitten en neem haar in mijn armen. Ik probeer haar te sussen. Stan zit ook naast me, net als Hester en Anna. "Gaat het wel?" vraagt Anna. "Afgezien dat alles zeer doet, ja. Het gaat prima." Ik glimlach. Stan kijkt naar de grond. "Ik had gewoon niet moeten piepen en mijn voet op de grond zetten, dan was jij niet gewond geraakt." zegt hij zachtjes. Ik schud mijn hoofd. "Dan zou ik het er uiteindelijk toch een keer uit hebben gegooid. Ik ben blij dat ik het gezegd heb, anders zat ik er nog steeds mee." Hester kijkt me bewonderend aan. "Kon jij altijd al zo goed vechten? Zou je inderdaad hebben gezegd dat die rovers sukkels waren? Doet het zeer als ik je wang aanraak? Ben je vaker gewond geweest? Je wang is blauw. Heb je inderdaad een mes in je schoen zitten? Kun je de rovers daar niet mee aanvallen?" begint ze te vragen. Ze ratelde nog door, maar ik luisterde niet meer. "Ik was bang dat je niet meer wakker zou worden. Je bent een halve dag bewusteloos geweest. Die rovers waren echt heel boos op je." zegt Hanna snikkend. Ik glimlach. Laat ze maar boos zijn, dan kan ik ook boos op hen worden. Hoe vaak ze me ook bedreigen, hoeveel klusjes ze me ook geven, hoeveel ze zullen schelden, het maakt me niet uit. Ik heb iets belangrijks gedaan, ik ben voor deze kinderen op gekomen. Dat heeft heel veel indruk op ze gemaakt. De kinderen in de kooi horen dat ik weer wakker ben en komen naar me toe. Sommigen om zich veilig te voelen, sommigen om dingen over het leven als grijze jager te vragen, sommigen omdat ze me bewonderen en sommigen zonder reden. Geduldig beantwoord ik alle vragen, troost ik de kinderen die bang zijn en spreek ik iedereen de moed in. Uiteindelijk is iedereen gaan slapen, in dezelfde hoek als ik, Hanna, Stan, Hester en Anna ons bevinden. Het geeft een fijn gevoel dat ze je vertrouwen en je ze steun kunt geven, maar het is ook belastend. Ik krijg zo een enorme verantwoordelijkheid. Ik kijk via de scheur in de doeken over de kooi naar buiten. De sterren fonkelen bemoedigend naar me. Ik mis Tony en Will. Verdrietig kijk ik naar de slapende kinderen om me heen. Konden ze maar bij me zijn. Tony mis ik het meest, omdat hij mijn beste vriend is. Ik krijg een raar gevoel in mijn buik als ik aan hem denk. Ik denk weer aan die keer in de boom, aan hoe hij me om mijn middel vasthield. Ik krijg er een warm gevoel van. Ik voel mijn wangen rood kleuren. Ik voel zijn handen weer op de plekken waar ze toen zaten. Glimlachend pak ik die plekken vast, alsof ik zijn handen vasthou. Ik kijk nog een keer naar de sterren, die fonkelend aan de hemel staan. Ik weet zeker dat Tony en Will naar me op zoek zijn. Misschien kijken ze op dit moment ook wel naar de sterren. Ik neem me voor elke avond naar de sterren te kijken. Zo voel ik me toch een beetje dichter bij Tony. En Will.

POV Tony
Will en ik hebben ons kamp opgezet. Koken kan ik nog steeds niet, dus maakte Will maar soep. Daarna verzorgden we de paarden en gingen we liggen. Will viel meteen in slaap. Ik kan niet slapen. Ik moet de hele tijd aan Sil denken. Ik draai me op mijn andere zij. Ze is zó dapper. Daarom ging zij het gevecht aan. Als ik sneller was geweest... Nee Tony. Niet nu. Je kon er niks aan doen. Ik draai me op mijn buik. Ik zie haar in mijn dromen voor me, lachend. Haar blauwe ogen fonkelen, en haar haar zit dan in een vlecht, die achter haar danst. Ze rent. Ik wil haar dan achter haar aan rennen, maar ze is te snel. Ze rent dan naar de zon, tot ze niet groter dan eens stipje is. Dan verdwijnt ze en word ik badend in tranen wakker. Ik draai me op mijn rug. Tranen belemmeren mijn zicht. Ik knipper een paar keer. Een verdwaalde traan glijdt over mijn wang. Ik kijk naar de sterren. De fonkelen, alsof ze iets willen zeggen. Ik strek mijn arm naar ze toe, maar de sterren staan te ver weg. Misschien kijkt Sil op dit moment ook naar de sterren. Ik neem me voor om elke avond naar de sterren te kijken, om me toch een beetje meer bij Sil te voelen. Tranen komen weer in mijn ogen. Ik kom je halen Sil. Ik en Will bevrijdden je wel. Dan neem ik je in mijn armen, waar je veilig bent. Tranen stromen over mijn wangen. De sterren blijven fonkelen, ver weg, maar toch dichtbij. Net als Sil.

De grijze jaagster, Boek 1: EmaraWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu