Hoofdstuk 12

252 14 2
                                    

POV Silferina
Ik denk na over een goed plan. Ze overmeesteren? Hoe? Opeens hoor ik ze weer praten. "Ze zijn niet thuis." "Dan wachten we tot ze thuis zijn." Waar is Tony? Tony hoort toch thuis te zijn? Ik word bezorgd. Eerst deze twee, dan kijk ik wel waar Tony is. Een plan.... De rovers proberen zich te verstoppen. Ik kan ze van achteren aanvallen, ze zijn maar met z'n tweeën. "Al wat gevonden?" vraagt een nieuwe stem. "Nee John. Ze zijn niet thuis." "Jammer, ik had Will graag willen vermoorden. Will heeft mijn vader vermoord, zonder dat hij dat wist. Wel bewust natuurlijk, maar Will kon niet weten dat ik de zoon van Joris Ruhl ben." Joris Ruhl? Was dat niet degene die de kinderrovers leidde toen prinses Maddie de leerling van Will was? Die had blijkbaar een zoon, die op wraak uit is! Will is weg misschien, maar als hij mij of Tony dood of meeneemt, zal Will alles op alles zetten om mij of Toto te redden. Of ons allebei. Maakt het vooruitzicht nog leuker. Ik moet ze tegenhouden, of de hele wereld zal op zijn kop staan. De rovers verstoppen zich. Allemaal. Achter dat ienimini bosje struiken. Hoewel, als je niet goed oplet kun je ze niet zien. En misschien als je er gewoon niet op let. Als je het niet weet. Oké, ze zijn voor het grootste deel onzichtbaar. De tijd verstrijkt. Misschien tien minuten later ofzo, maar ik heb nog steeds geen plan, dus is het heel lang. Ik hoor hoefgetrappel. Danser herkende deze voetstappen. Bellado. Bellado komt. En nu? We moeten langs de rovers om ze te waarschuwen. Als we schreeuwen verraden we onszelf en kan het alleen maar uitdraaien op een gevecht. Ik denk na. "We zullen toch voor dat gevecht gaan. We hebben geen andere keuze." Voordat Danser protesteren kan spring ik de bosjes uit en val een van de vele rovers aan. Ik tel ze vlug. Zeven. Tony moet dit horen. "TONY!" schreeuw ik. "Als je me hoort, waarschuw Will! Iemand! Maakt even niet uit! Ik red me wel, GA!" schreeuw ik erachteraan. Ik red me niet. Ik ga eraan.

POV Tony
Het was opvallend stil. Té stil eigenlijk. Ik snapte het niet. Net toen ik wat zeggen wou hoorde ik Sil schreeuwen. "TONY!" Ik wilde iets antwoorden, maar ze ging verder. "Als je me hoort, waarschuw Will! Iemand! Maakt even niet uit! Ik red me wel, GA!" Ik keek even. Ze raakte in gevecht met zeven mannen, zeven! Ik kon helpen, maar wist dat Sil gelijk had. "Op je allerhardst!" beveel ik Bellado. Die gaat direct in volle galop. We moeten supersnel zijn. Het landschap schiet aan me voorbij. Ik heb even geen besef van tijd. Kasteel Redmont komt in zicht. "Harder, alsjeblieft. We moeten Sil helpen!" roep ik. Bellado zet nog een tandje bij. De poorten zijn nog dicht. "DOE DE POORTEN OPEN! NOODGEVAL!" schreeuw ik op mijn allerhardst. De poorten gaan veel te langzaam open. Toen er genoeg ruimte was voor mij en Bellado, en ik bijna tegen de poorten op knallen zou, renden we erdoor. Ik spring terwijl Bellado nog loopt van hem af. Ik kom half-struikelend terecht en ren meteen door. De ene gang in, de andere uit. Tot ik de vergaderzaal zie. Ik ram de deur open. "Tony, wat doe jij hier? Wat is er?" hoor ik baron Arald zeggen. Ik kan niet praten, ik hijg veel te veel. Will geeft me wat water. Ik sla het af. "Sil. Rovers. Gevaar. Hutje. Nu. Komen." zeg ik hijgend. Even blijft het stil. Dan krijgt Will het door. Hij legt het vlug uit, rent de deur door en gaat weg. Ik ren hem achterna. Baron Arald laat een paar soldaten meekomen. We gaan er weer in volle galop vandoor. Bellado is kapot, maar hij weet de ernst van de situatie. We rennen naar het hutje van Will. Laat Sil nog leven, laat haar oké zijn. Laat haar... Ik kon een heleboel bedenken. Een heleboel mensen kijken ons verbaasd aan en springen aan de kant. Het leek eeuwen te duren, maar uiteindelijk kwamen we bij het hutje. Will liet Trek stoppen, sprong eraf, pakte zijn wapens en rende de open plek op. Ik wachtte geduldig. Ik was kapot, maar wachtte wel, vol hoop. Valse hoop. Will komt verdrietig weer tevoorschijn. "Niemand." Mijn adem stokt. "N-niemand?" Will schudde zijn hoofd. De soldaten kijken elkaar een beetje verdwaasd aan. "Niemand, behalve drie lijken." Lijken? Tranen springen me in de ogen. "Sil... Is er niet bij." Opluchting komt op, maar verdwijnt even vlug weer. Waar is Silferina dan? Ik begin te huilen. Ik begraaf mijn gezicht in de manen van Bellado. Will zegt dat de soldaten weer terug kunnen. Daarna komt hij naar me toe, en pakt mijn voet. "Ga er maar even af, Bellado moet rusten." Huilend knik ik. Ik ga van Bellado af en spring meteen in Will's armen. Hij probeert me te sussen, maar de tranen staan ook in zijn ogen getekend. Ik huil de hele tijd. Ik kon niet stoppen. Will neemt me mee naar de ligstoel. Ik wil niet. Ik ren uit zijn armen en ga het bos in, nog steeds huilend. "SIL! SILFERINA!" schreeuw ik de hele tijd. Geen antwoord. De vogels zwijgen, wat mijn gevoel niet leuker maakt. Herinneringen van mij met Sil schieten langs. Ik hou haar weer in mijn armen. We gingen samen de toren in, om de brief te bekijken. Ik weet weer hoe we altijd lachten om de kat, als we een visje aan zijn staart hadden gebonden. Ons kattenkwaad met Jenny. Dat we, toen we klein waren, koekjes gingen stelen uit de keuken. Sil sloop naar de schaal toe, maar de kok zag haar. Ze pakte de schaal en rende er lachend vandoor, terwijl ik glazuur meenam en haar lachend achterna rende. Ik ga op de grond liggen. Nu snap ik hoe Smiel zich voelen moet. Nu snap ik dat gevoel pas echt. Ik wil haar achterna gaan, ik wil een heleboel dingen doen, alleen om haar te kunnen zien en misschien redden. En als ze niet meer leeft... Laat mij dan ook maar doodgaan. Ik kan niet leven zonder haar om me heen. Ik kijk naar het bladerdak boven mijn hoofd. Ik had sneller moeten zijn, ik had moeten helpen, ik had een woord moeten zeggen, ik had Will gewoon mee moeten trekken, ik had... Ik kan een heleboel dingen verzinnen die ik had kunnen doen, maar ik weet dat geen van die dingen echt werken zou. Snikkend sluit ik mijn ogen, maar val niet in slaap, hoe graag ik het ook wou. Ik ga zitten. Waar is Danser eigenlijk? Alsof ze me hoorde zie ik haar liggen, achter de struiken. Ik loop naar haar toe. Ze is niet dood, ze ademt nog. Maar ze lijkt wel dood. Tranen komen op. "Ga niet dood, oké. Ik haal hulp. Blijf liggen." Zwak gehinnik klinkt als antwoord. Ik ren naar het hutje, haal Will en we brengen Danser naar de dokter toe. Eigenlijk de dokter naar Danser, maar het komt op hetzelfde neer. De dokter zei dat ze genezen zou, het is een jong en sterk paard. Hij vroeg van wie hij was, wat bij mij gehuil en bij Will en sip gezicht opleverde. Hij vroeg niet verder. We legden Danser in de stallen, waar Bellado meteen bezorgd aan haar snuffelde. Hij kijkt me triest aan. Ik wilde in de stallen blijven, maar Will trok me mee, de hut in. Daar kookte Will een keertje, zei dat hij weer naar de vergadering moest, zei dat ik best meekon, maar ik zei nee. "Ik blijf wel hier." zeg ik mismoedig. Will knikt even en gaat weg. Ik staar naar mijn bord. Morgen is het oogstfeest. Eerst had ik er heel veel zin in, maar nu wil ik er niet meer naartoe. Ik ga naar bed. In de kamer zie ik het onopgemaakte bed van Sil, wat weer een huiluitbarsting geeft. Huilend val ik in slaap.

De grijze jaagster, Boek 1: EmaraWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu