Hoofdstuk 24

217 10 0
                                    

POV Silferina
Het leven op de boot is zwaar. We kunnen alleen maar in het ruim zitten en soms wordt er een groepje naar boven gebracht voor weet ik veel wat. Het eerste groepje dat naar boven ging is nog steeds niet terug. De rest zit rustig te wachten, maar de spanning hangt wel in de lucht. Niemand weet wat ze boven moeten doen. Hanna zit Lapis te troosten. Ze begon opeens te huilen en zeggen dat ze naar haar ouders wilde. Ik ben niet zo goed in troosten, denk ik. Anders ben ik niet in de juiste bui ervoor. Terwijl Hanna troostende woordjes in Lapis' oor fluistert denk ik na. Wat kan ik doen om te ontsnappen? Niemand is gestraft voor de verdwijning van Anna, Stan en Hester. Ik hoop dat het nooit gebeuren zal. Waarschijnlijk missen ze hun niet eens. En met 'ze' bedoel ik de rovers. Waarschijnlijk de kinderen ook niet. Maar helaas ben ik nogal een opvallend persoon, met mijn mantel en kleding. Om te ontsnappen moet ik dat meenemen, of achterlaten. Meenemen. Ik ga anders zitten, omdat ik anders een houten kont krijg. Goed, nu ik weet wat ik mee moet nemen hoef ik nog maar een ding uit te vogelen. Hoe. Hoe moet ik ontsnappen? Daar kan ik maar geen antwoord op verzinnen. Het is al ongeveer drie uur geleden dat we vertrokken waren. Ik heb Will en Tony nog steeds niet zien opduiken. Hebben Anna, Hester en Stan ze wel kunnen bereiken? Maken ze het goed? Missen ze me? Gaan ze eigenlijk wel achter me aan? Ik heb hier geen scheur om naar buiten te kijken, dus ik verveel me hier dood. Hanna komt naast me zitten, met een slapende Lapis in haar armen. "Sorry. Ik ben ben niet zo goed in troosten." zeg ik zachtjes. "Geeft niet. Ze mist haar ouders." We blijven even stil. "Mis jij je ouders eigenlijk?" vraagt Hanna op een gegeven moment. Ik bijt op mijn tong. "Ik heb ze nooit gekend. Ik ben een wees." Hanna kijkt geschrokken. "O! Sorry. Ik wist nie-" "Geeft niet." onderbreek ik haar. Ik heb het er eigenlijk nog nooit over gehad met iemand anders dan Tony. Dan bedachten we altijd allerlei soorten ouders die we dan hadden. Ik krijg tranen in mijn ogen. Tony mis ik wel, en Will eigenlijk ook wel een beetje. En Jenny en Madelyn. En Danser. "Mis jij ze?" vraag ik Hanna, om mezelf even af te leiden. Hanna knikt. "En Smiel?" "Ook. Heel erg zelfs." Ik glimlach en sla een arm om haar heen. Hanna begint zachtjes te snikken. Ik aai haar over haar rug. Lapis wordt wakker. Ze kijkt slaperig om zich heen. Ik sla ook een arm om haar heen, en ze gaat tegen me aan liggen. Een paar andere kinderen komen er ook bij liggen. Steeds meer kinderen komen bij ons groepje, om troost te zoeken of om te troosten. Opeens voel ik me niet meer alleen. Niemand is alleen. We zijn samen, en samen sta je sterk.

POV Tony
De havenstad is niet zo heel groot, maar ook niet klein te noemen. Ik en Will hebben onze paarden bij een herberg achtergelaten en zijn in onze vermomming de stad in gegaan. Onderweg naar de haven vragen we soms aan een paar mensen of ze nog iets opvallends hebben gezien. Niemand zag wat. Will vindt het vreemd. Die rovers kunnen toch niet in rook opgegaan zijn? In de haven is het rustig. Hier en daar vaart er een schip en er vissen vissers aan de waterkant. Vissers hebben meestal wel iets gezien. "Meneer?" Ik tik een van de vissers op zijn schouder. Hij draait zich naar me om, waardoor ik goed zicht krijg op zijn verdwenen oog. Ik moet moeite doen om geen grimas van afschuw te trekken. "Wat is er jochie?" "Euh..." Will zag me volgens mij stuntelen en komt naar ons toe gelopen. "Is er iets verdachts gebeurd hier? Ik en mijn zoon zijn ergens naar op zoek." De visser denkt even na. "Jullie zijn toch niet op zoek naar dat stelletje dat kinderen meenam aan boord? Ik heb ze vannacht gezien. Het was een heel heisa daar, omdat een paar kinderen niet mee wilden werken. Ik kan me de kreten van pijn nog goed herinneren." Ik schrik. Will fronst zijn wenkbrauwen. "Nee. Die niet. Maar wat is er gebeurd dan?" "Een van de kinderen daar, een jochie van vijf volgens mij, dacht ervandoor te kunnen rennen. Ze schoten hem het water in." Ik schrik nog erger. Will lacht schamper. "Kom op, je weet dat vissers je de raarste dingen aan je broek hangen. We gaan. Bedankt nog." De visser staart Will boos aan. "Toch is het waar. Ze waren op weg naar Emara! Daar gingen ze een ritueel uitvoeren met de kinderen! Ik heb het zelf gehoord!" Will maakt een 'tss'-geluidje en duwt me zachtjes naar voren toe. "Goed contactpersoon, maar hij heeft nu kans vermoord te worden." mompelt hij. Ik denk dat hij het tegen zichzelf had, anders was ik te druk bezig om iets te antwoorden. Er is een jongetje van vijf vermoord omdat hij probeerde te ontsnappen. Dan hebben Anna, Hester en Stan echt geluk gehad dat Silferina haar enige dolk gebruikte om hun te beschermen. Ik slik moeizaam. Tranen wellen op in mijn ogen. We hebben Sil nog steeds niet kunnen bevrijden, en dat begint nu zijn tol te eisen. Het liefst neem ik haar nu in mijn armen en kus haar, vol op de mond. Alleen al omdat ik haar enorm mis. Ik zucht. Laat het even zitten Tony, straks heb je vast wel een keer tijd om het eens even keihard uit te janken.

POV Silferina
Op de boot zien we eindelijk de kinderen die naar boven moesten verschijnen. Een paar ondersteunen elkaar. Ik loop ze tegemoet. "Wat deden ze?" Een van de jongere jongens begint te huilen. Iedereen kijkt elkaar geschrokken aan. Ik neem het jongetje in mijn armen en wieg hem heen en weer. Ik hoop dat ik hem zo troost, want ik heb geen idee hoe ik het anders doen moet. Lapis begint spontaan mee te huilen, waardoor we een klein koor van huilende kinderen krijgen. De oudere kinderen staan allemaal op breken en proberen de kleintjes zo goed als het kan te troosten. Als dat gelukt is blijft het stil. "Mattheu is dood." Ik kijk het kleine jongetje verbaasd aan. "Hoe heet jij?" "Mats." "Wie is Mattheu?" "Dood." Hier schiet ik niet echt mee op. Ik loop met Mats naar een van de oudere, net teruggekomen kinderen toe en zet Mats daar neer, want hij wilde niet zelf lopen. "Wat is er gebeurd daar?" De oudere jongen kijkt me vermoeid aan. Opeens verandert zijn blik. "Jij bent die grijze jagers-leerling toch?" Ik knik. "Ik heb belangrijke informatie voor je. Iets wat niemand anders weten mag, en niemand ook weet."

De grijze jaagster, Boek 1: EmaraWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu