Hoofdstuk 28

213 12 4
                                    

POV Tony
We kwamen bij een eiland, het eiland waar we een dag zouden blijven. Ik hups op mijn benen, omdat die weer eens even moeten rennen. Ik loop naar Danser en Bellado, die in het ruim staan in speciale boxen voor paarden. Zo te zien staan Bellado ook te springen. Trek en Danser zijn rustig, maar je ziet dat zij het ook leuk vinden om even hun benen te kunnen strekken. Als het schip is aangemeerd leid ik Danser en Bellado over de loopplank aan land en laat ze even wennen aan het zand. Ook moeten ze weer even wennen aan het feit dat ze weer op het land staan, in plaats van op een boot. Danser wankelde even, maar Bellado legde zijn hoofd onder de hare en hield haar zo overeind. Het is mooi en leuk om te zien, maar het geeft me ook een steek in mijn hart. Ik wil Sil ook graag naast me hebben staan, hier, op dit strand. En dat ik haar dan kon helpen, als ze bijvoorbeeld zeeziek werd. Niet dat ze dat wordt, tenminste, als we met de weeskinderengroep gingen varen op de rivieren werd ze ook nooit ziek of misselijk. Ik krijg tranen in mijn ogen als ik eraan denk. Daarna kwamen alle andere mooie momenten in mijn hoofd, schreeuwend om aandacht. De tranen begonnen echt te lopen en ik drukte me tegen Bellado aan. Is er iets? Ik knik. "Ik mis Silferina." fluister ik in zijn manen. Danser legt haar neus op mijn schouder. Ik veeg mijn tranen weg en laat Bellado en Danser alleen. Ik loop naar Will toe, die met de kapitein overlegt. "Ik ga even een stukje wandelen." zeg ik zachtjes, na een paar keer aan zijn tuniek te hebben getrokken. Will knikt en vervolgt het gesprek. Het ging over eten en drinken, dat er een tekort aan was ofzo. Ik lette al niet meer op het gesprek, ik ging langs het strand lopen, nadenkend over Sil en alle andere weeskinderen. Ik heb Jenny beloofd haar veilig terug te brengen, net als ik Madelyn heb beloofd zelf ook terug te komen. Dat laatste zeiden ze in koor, toen we even aan het praten waren voordat ik en Will weg gingen van het feest. Ik glimlach even en loop weer verder, de drukte van de andere meevaarders en gesprekken achter me latend. Even alleen ik, mijn gedachten en het geruis van de zee op het strand. Gewoon rust.

POV Silferina
Ruw wordt ik in een klein hokje geduwd, dat volgens mij als gevangenis werkt. De ijzeren spijlen zijn het enige dat het erop laten lijken dat het een gevangenis is. De ijzeren deur is onbreekbaar, en het hangslot hangt net buiten mijn bereik. Ik kan niet ontsnappen, maar ik zie ook niet in waarom ik dat zou moeten doen. Ik kan me nu beter niet nog verder in de problemen helpen, want dan vermoorden ze me. Waarom ze dat nu niet doen weet ik niet, maar eerlijk gezegd hoef ik dat ook niet te weten. "Denk maar niet te gaan ontsnappen jagertje. Je zal hier blijven tot we weer aan land gaan, en dan mag je de hele tijd blijven lopen, naast de kooien." zegt een grinnikende stem. John Ruhl. Ik antwoord niet, wat hem wel teleur stelde zo te horen. "Geen antwoord?" Ik blijf zwijgen. John Ruhl tikt een paar keer met zijn mes tegen de spijlen. Als ik mijn Saksische mes nog had gehad waren die spijlen binnen een paar seconden kapot, met een houw. Maar ik ben op zee en heb mijn Saksische mes niet bij me, dus heb ik er niet echt wat aan. Met het Saksische mes had ik Anna, Hester en Stan gered van de rover achter ze. Ik bid opnieuw dat ze Will en Tony, of anders iemand die hen bereiken kan hebben weten te vinden. John slaat nog een keer met zijn mes tegen de spijlen en gaat dan de ruimte weer uit. In de ruimte bevinden zich vijf van deze gevangenissen, zonder die van mij meegerekend te hebben. Zes kooien, een iemand die in een kooi zit. De slungelige jongen komt binnen en schuift een kom soep met een snee brood door het luikje onder de deur. "Je weet dat je nu je kans hebt vergooid om de kinderen te bevrijden?" Huh? Ik zie hem bij de spijlen even stilstaan, maar hij loopt weer verder. "Ja dat weet ik. Maar ik heb nog andere plannen om ze te bevrijden." antwoord ik. De jongen blijft stilstaan en rekt zijn hals uit om te kijken of we echt alleen zijn. Dan sluipt hij terug en gaat bij de spijlen stilstaan. "Leo, mijn naam is Leo en ik zet nu mijn leven op het spel om tegen je te praten, maar je moet die kinderen bevrijden." Ik knipper verbaasd met mijn ogen en ga vlak bij hem staan, zodat we minder hard hoeven te praten. "Ben je erop tegen? Waarom ben je hier dan?" "Het idee van geld is aanlokkelijk, maar toen ik zag dat we er een heleboel levens voor moest opofferen begon ik te twijfelen. Niet alle rovers hebben een hard van steen. Ik wil ze bevrijdden, maar wist niet hoe. Tot ik jou zag. Je vocht tegen ze, je verzette je en bedacht ondertussen plannen, samen met de kinderen. Ik wist dat ik je moest helpen, als je een plan had. Maar ik wist niet hoe ik het je zeggen moest, en als ik de rest verraad ben ik er geweest. Nu ben ik dus gevaarlijk bezig." legt Leo uit. Opeens ontpopt er een plan in mijn hoofd. "Ik heb een plan, maar hij is niet waterdicht. Wanneer zijn we er?" vraag ik Leo. Hij blijft even stil. "Morgenochtend zo'n beetje, we hebben veel wind. Misschien vanavond al wel." Ik knik. "Kom je me hierna weer eten brengen?" "Ja?" antwoordt Leo vragend. "Dan praten we verder. Zorg ervoor dat je me in de kooi brengen mag, dan werk ik ondertussen mijn plan verder uit." Leo knikt, slikt een paar keer en loopt weg. Ik ga in een hoekje zitten, met mijn kap over mijn hoofd. Mijn plan is een gewaagd plan, maar wel mijn enige kans om de kinderen te bevrijdden. Helaas kan het ook mijn leven kosten. Ik ga er verder over nadenken, terwijl ik steeds verder naar beneden zak. Als je een plan hebt moet je hem uitvoeren, maar wel goed. En omdat er nog wat losse eindjes aan mijn plan zitten moet ik hem tiptop maken. Voor zover mijn plan dat zijn kan dan.

De grijze jaagster, Boek 1: EmaraWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu