Hoofdstuk 31

224 13 1
                                    

POV Silferina
Ik werd wakker door een harde bonk die me tegen de tralies aan gooide. Ik kreun. Ik denk dat we aan land zijn, dus wordt het tijd om mijn plan uit te werken. Ik hoop dat het me lukken gaat, anders hebben de kinderen geen schijn van kans. Ik ga tegen de muur staan en wacht af.

POV Tony
Ik en Will lopen naar het bos, waar we alleen zullen zijn. Will heeft tijdens het eten al opgegeven om het te weten te komen, maar nu begint hij er weer over. "Heeft het te maken met Clare? Met haar vader misschien. Is hij toch dood? Is de kapitein haar oom niet en is Clare een wees?" Ik zucht en schud mijn hoofd. Ik kijk schichtig om me heen. Niemand te zien. "Het heeft wel te maken met Clare, maar niks met haarzelf. De kinderrovers, ik heb informatie gekregen van Clare over de kinderrovers." Will is meteen een en al oor. We staan vlak bij een oude eik, diep in het kleine bos. Ik leun ertegenaan terwijl ik kort samenvat wat Clare mij vertelde. "Het komt er dus op neer dat Sil leeft, maar wel verraden is, en haar leven is ook niet zeker als ze iets probeert te onderneken. Het hangt nu waarschijnlijk allemaal van ons tweeën af. Ik wilde dit even zeggen en vragen wat we eigenlijk in Emara gaan doen, want hoe houden  we ze het beste tegen? Niet met z'n tweeën." Will knikkt. "We zullen naar de koning daar moeten, die kan het leger eropaf sturen. We hoeven dan alleen nog maar te weten waar ze de kinderen heen gaan brengen." Ik knik. "En de enige manier om daar achter te komen is door ze te bespioneren, en dat ik alleen handig als we het Emaraanse leger achter ons hebben." vervolgt Will. Ik knik opnieuw. "We moeten dus eerst de koning zien te bereiken, en dan kunnen we verder, of niet." concludeert Will. Ik slik. Of niet.... Dat klinkt niet echt als iets goeds. All helemaal niet omdat het slagen van onze missie afhangt van een koning van een land dat we amper kennen. Laat hem alsjeblieft ja zeggen op ons verzoek. Alsjeblieft....

POV Silferina
Na een hele tijd te hebben gewacht hoor ik eindelijk stemmen. "Jagertje." zegt de stem van John Ruhl op een zeer irritante toon. "Je mag naar buiten. Nouja, je kar in dan." Johns gezicht verschijnt voor de tralies. "We zijn zo lief geweest een aparte kooi voor je te maken. Een kleine, krappe, maar wel aparte kooi. Aardig hè?" "Goh, nooit van je verwacht." zeg ik knarsentandend. Meewerken, het enige wat ik hoef te doen is meewerken. Dan kan ik mijn plan uitvoeren en bestaat er een kans om de kinderen te bevrijden. De gevangenis wordt geopend en ik wordt ruw bij mijn polsen omhoog getild. Bungelend met mijn benen hang ik in de lucht. "Zo kan je ook niet weglopen. Je bent heel waardevol voor ons. Spionnen hebben vernomen dat Will Verdrag achter ons aanzit, samen met zijn tweede leerling. Waar ze zijn weet ik niet, want mijn spionnen zijn het spoor kwijt geraakt bij de haven in Araluen. Maar ik vermoedt dat ze op de boot zitten, naar Skandia ofzoiets. Daar zullen ze verder reizen, naar Emara misschien, terwijl ik de val voor ze klaarmaak." John grijnst. "Ja jagertje, je bent zeer waardevol." Ik wil mijn vuisten ballen, maar dat gaat een beetje moeilijk. Ik wordt het schip uitgetild, de kade op. Op de planken van de haven staan alle kooien klaar, met een kleine kooi extra, voor mij. Fijn. Ik probeer niks uit te halen, hoewel ik dat ook, gewoon niet kan. "We moeten opschieten. Omdat hier het koninklijk paleis niet ver vandaan is zijn hier veel wachters, dus moeten we vlug weg." hoor ik John roepen. Dan hoor ik zweepgeknal, gehinnik en huilende stemmen. De kinderen zitten al in hun kooi, met de paarden ervoor gespannen. Het koninklijk paleis vlakbij? Beter kan gewoon niet. Nog even wachten, en mijn plan kan tot uitvoer worden gebracht.

POV Tony
Na ons gesprek gingen we naar bed. Ik kon alleen niet slapen. Ik draaide me keer op keer rond, maar kon niet in slaap vallen. Alles hangt nu van de koning of koningin van Emara af, of we wel of niet slagen in onze missie. Of alle kinderen niet voor wrede doelen gebruikt worden en weer veilig kunnen zijn. Of Sil het overleeft... Die gedachte geeft me een brok in mijn keel, en niet een kleine ook. Ik kreeg moeite met slikken. Ik draai me weer om en kijk naar het slapende gezicht van Will. Die kan tenminste wel slapen. Ik draai me weer om en doe mijn ogen dicht. Elke keer als ik ze dicht doe zie ik Sil voor me, dansend, lachend en soms zelfs zingend, met haar lange haar in een vlecht dat om haar heen dansde. Elke keer komen er dan weer tranen in mijn ogen, tranen die ik niet tegen kan houden. Zachtjes begin ik weer te huilen. Waarom Sil? Waarom moest Sil zo nodig bij me vandaan worden getrokken? Waarom? Zachtjes snikkend val ik in slaap.

POV Silferina
Ik wordt ruw in het minikooitje geduwd. Een voordeel, mijn handen zijn los. Ik wrijf over mijn polsen terwijl ik wacht op het moment dat het eten gebracht wordt. Leo zou drie keer zachtjes op de deur kloppen, heeft hij me beloofd. Dan kan ik van start gaan. Ik luister naar de wind, het gehuil van de kleintjes en de zee, die hard tegen de kant aan bonkt. In gedachten ben ik bij Tony en Will. Tranen wellen op in mijn ogen. Ik mis ze, ik mis ze enorm. Tony nog wel het meest. Het liefst was ik over de zee, op welke manier dan ook naar ze toe gegaan en was ze gaan knuffelen. Toto zou ik het eerst nemen, waarbij ik mijn lippen op zijn wang druk, en zijn rode blos op zijn wangen tevoorschijn komt. Dan laat ik hem los en lach, waarbij waarschijnlijk mijn wangen ook rood worden. Als hij rood wordt is dat zo ontzettend schattig.... Drie kleine klopjes schallen door de kleine ruimte. Ik schud mijn hoofd om mijn verdrietige gedachten weg te vegen en concentreer me op het klimgedeelte van mijn plan. "Je mag naar binnen." zegt Leo. Waarschijnlijk wilde John Ruhl nog even in mijn gezicht peperen dat ik niet ontsnappen kan, of zoiets dergelijks. En anders had Leo hem dat laten doen, door een roddel te verspreiden tussen de manschappen. John komt inderdaad naar binnen, waar hij een lege kooi aantreft. "WAAR IS ZE?!" schreeuwt hij tegen Leo. Leo kijkt onthutst naar de lege kooi. "Z-ze... Z-ze zat hier net nog!" Leo kan heel goed toneel spelen. Leo verstijft en laat zijn ogen enorm groot worden. "M-misschien heeft ze zichzelf weggetoverd! Jagers konden toch toveren?" Inderdaad, nouja, ze kunnen goed trucjes uitvoeren en verzinnen. Ik krijg kramp in mijn armen, maar moet het volhouden. Niemand kijkt naar boven als hij of zij iemand zoekt, omdat je niet verwacht dat iemand van bovenaf komt, tenzij je voor een berg staat. Ik kan het niet laten om te grijnzen. Mijn plan is waterdicht, maar alleen omdat ik dingen weet die anderen niet weten, zoals dat men niet vlug naar boven kijkt als men je daar niet verwacht. John stormt naar buiten, krijsend dat iedereen overal in dit stadje zoeken moet naar me. Leo loopt achter hem aan, maar voor de deur blijft hij even staan. Als hij wegloopt weet ik dat het veilig is en laat ik me naar beneden vallen, om als een kat op mijn handen en voeten terecht te komen. Leo steekt zijn duim op en zoekt met de rest mee, terwijl de kinderen in de kooien niet snappen waar al die heisa vandaan komt. Ik trek mijn kap over mijn hoofd, pak mijn afgenomen wapens uit de mand voor de tent van John en ren ervandoor. Nu komt het moeilijkste gedeelte, ontsnappen.

De grijze jaagster, Boek 1: EmaraWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu