Hoofdstuk 35

250 15 2
                                    

POV Silferina
Als we uitgehuild zijn kijken we elkaar diep in de ogen. De soldaten gaan het nieuws door het paleis verspreiden, terwijl ik hier blijf met mijn opnieuw gevonden familie. "Wat is er allemaal met je gbebeurt? Je zit onder de schrammen." zegt mijn kersverse moeder. "Dat komt door de kinderrovers, en daarvoor kwam ik naar het paleis. Ik had me expres door ze gevangen lagen nemen, nouja, per ongeluk expres dan." Dan dringt het tot me door. "De kinderen! Ik wilde een legereenheid vragen om de kinderrovers in het havenstadje iets verderop op te pakken en de kinderen te bevrijden. Een man of honderd, meer is niet nodig. Daarom wilde ik naar het paleis en was ik ontsnapt. We moeten opschieten, voor ze er weer vandoor gaan!" zeg ik. De koning roept een soldaat en beveelt hem met honderd man een bende op te pakken die kinderen vervoert. Na een buiging en een saluut gaat de soldaat op pad. Wij blijven achter. "Mag ik iets vragen?" vraag ik zaachtjes. Iedereen kijkt me aan. "Ja hoor. Ga je gang." zegt mijn vader. "Hoe ben ik kwijtgeraakt, om het zo maar eens even te verwoorden? Waarom ben ik niet gewoon hier opgegroeid?" Mijn broers bijten op hun lip en mijn moeder kijkt naar de grond. Mijn vader geeft uiteindelijk antwoord. "Het was markt in de havenstad. Jullie drie, jij Goldur en Tigerai gingen daar onder escorte heen. Het was een gewone trip naar de stad, iets wat later een slagveld werd. De stad werd namelijk aangevallen door kinderrovers, die niet echt zachtzinnig met de protesterende mensen omgingen." Mijn vader zucht. "Tijdens de aanval hebben de soldaten jou en je broers goed en kwaad als het kon proberen te beschnermen, maar op de een of andere manier zijn ze erdoor gebroken en hebben jou en Goldur te pakken gekregen. Tigerai was al webg, met een andere soldaat die hem net op tijd bij zijn kleren weggtrok. Later, na de slag in de haven, vonden we Goldur. Hij beweerde door jou gered te zijn, maar was er niet al te best aan toe. We hebben talloze zoekacties gedaan, die niks opleverden. Je was gewoon weg." Mijn vader kijkt me trots aan. "Tot nu." Ik glimlach verlegen. "En dan nog wel per ongeluk." Mijn bruinharige broer stoot me aan. "Waarom was je niet eerder terug gekomen?" Ik bijt op mijn lip. "Omdat ik me niks herinnerde, op mijn eigen naam en vier anderen na. Smarago, Saffina, Tigerai en Goldur." Het blijft even stil. "Goed, een voorstelrondje dan maar." Mijn zwartharige broer staat op, schraapt zijn keel en begint. "Ik ben Tigerai, de oudste van ons drie en daarmee de wijste." "Nou...." zegt de ander plagerig. Tigerai schopt hem een keer en gaat weer verder. "Dat daar was Goldur, je tweelingbroer. Jullie pasten perfect bij ellkaar, en deden zowat alles samen. Ruzie maken, koekjes stelen, spelen, alles. Onze moeder is Saffina, een wijze en mooie koningin. Je vader heet Smarago, en is een goede, wijze en betrouwbare koning die ik zal moet opvolgen, en ik hoop net zo goed als hem te worden." "Wordt je wel, ik weet het zeker." zeg ik en ik geef hem een knuffel. Dan beland ik  onder een spervuur van vragen. Zijn er bijzondere dingen gebeurd? Hoe was Araluen? Heb je het daar fijn gehad? Elke vraag beantwoordde ik zorgvuldig, rustig en beheerst, tot ze over Tony begonnen. "Dus je had drie vrienden voor je door de rovers gekidnapt werd. Jenny, Madelyn en Tony, toch?" Ik knik. Mijn moeder glimlacht. "En? Hoe is hij?" "Superaardig, schattig, knap, slim, goed in sluipen, behulpzaam..." Tot mijn verbazing merk ik op dat iedereen om me heen staat te glunderen. "Sil is verliehiefd, Sil is verliehiefd." begint Goldur te zingen. Ik wilde hem slaan, maar hij dook net op tijd weg. Ik werd knalrood. "Goldur, niet je tweelingzus plagen." zegt mijn vader op een gemaakt strenge toon. Ik glimlach, terwijl er nu ook personeel die me kende aankomt en omhelst. Thuis. Ja ik ben thuis.

POV Tony
Bellado, Danser en Trek zijn al in het ruim geladen, het eten is ook in de voorraadkamer dus alleen wij hoeven nog aan boord en we kunnen vertrekken. Er is alleen een probleem. Een van de kinderen van het gezin is zoek, en ze zijn bang dat hij, want het is een jongetje, dood is. Dus moeten we allemaal meehelpen met zoeken, een niet echt leuk klusje vind ik. Ik wil Silferina helpen, niet het gezin hier. Ja, ook wel. Maar de tijd begint te dringen, en dan moeten er een paar beslissingen gemaakt worden. Na eeuwen van zoeken hebben we hem gevonden, op het schip. De volgende keer ga ik direct het schip af, want dat bespaart een hoop moeite. Als het schip eindelijk vaart ben ik blij, want volgens de kapitein kunnen we er snel zijn, als de wind niet opeens stilvalt. Dus zit ik nu te bidden dat de wind niet stil valt, want dan kunnen we er morgenochtend zijn. Ik kijk naar de lucht boven me, die er even blauw als altijd uitziet. Geen windstilstand, geen windstilstand....

POV Silferina
Ik heb een eigen kamer gekregen, die nog vol staat met spullen van vroeger. Jammer dat mijn herinneringen weg zijn, misschien hadden deze spullen dan een betekenis. Mam had uitgelegd dat niemand die kamer ooit in is gekomen, dus het even duurt voor ik me echt kan installeren. Ik klop de kussens van een veel te klein bed op en ga zitten, alsof het een stoel is. Ik heb wel mooi uitzicht. Ik loop naar het raam. Onder mij zie ik de paleistuinen, die er prachtig bij liggen in deze tijd van het jaar. Als Will en Tony komen, zal ik ze dit laten zien. Geklop op de deur haalt me uit mijn gedachten. "Binnen!" zeg ik hard genoeg dat degene aan de andere kant van de deur me horen kan. Goldur komt naar binnen. "En? Wat vind je?" Ik kijk de kamer even rond. "Krap bed, teveel speelgoed en euh... Meisjesjurkjes in de kast. Ik vermaak me prima." Goldur glimlacht. "Mam gaat waarschijnlijk jurken met je kopen, of het laten maken...." Ik trek een wenkbrauw op. "Ik hoop ook broeken en shirts, want ik hou niet zo van jurken." Goldur grijnst. "Het is jammer dat je je dat niet herinnert, maar vroeger ging je altijd naar mijn kamer toe om daar kleren te pakken. Je droeg dus altijd mijn broeken." Ik glimlazchh. "Deed ik in Araluen ook, maar dan met Tony en de andere weeskinderen, de jongens dan. Ik had drie broeken die ik meer dan een dag droeg. Jurken verafschuwde ik, en dat maakte me niet populair bij de andere meisjes." Goldur kijkt me vragend aan. "En Jenny en Madelyn dan? Dat zijn toch meisjes?" Ik knik. "Jenny had hhetzelfde, maar droeg ter compensatie een halflange jurk die tot onder haar knieën kwam. Madelyn pestte me eerst, maar dat was omdat ze bang voor degene die mij echt haat was, Lucinda." Goldur knikt begrijpend. "Druk leven, niet?" Ik haal mijn schouders op. "Een druk leven betekent nooit vervelen, niet?"

De grijze jaagster, Boek 1: EmaraWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu