Vier

59 7 2
                                    

Ik zat op mijn bed tegen de vensterbank aan geleund muziek te luisteren en staarde naar het plafond. Het raam stond ook open, dus de wind waaide naar binnen en speelde met mijn haar.

De muziek vulde mijn kamer en maakte mijn hoofd voor een klein deel leeg. Een heel klein deel maar. Ik kon mijn hoofd nooit helemaal leegmaken. Sterker nog, merendeel was gewoon niet uit mijn hoofd te slaan. Het zat er zo diep ingegrafeerd...

Ik sloot mijn ogen en genoot van de wind langs mijn gezicht. Soms zou ik een blaadje willen zijn dat met de wind mee gevoerd kon worden, weg van deze wereld vol pijn en eenzaamheid. Of een vogel, die op ieder moment weg kon vliegen. Maar nee, ik was Angel. Nou ja, dat was mijn naam. In werkelijkheid was ik geen engel.

De bel ging.

'Brandon! Doe jij maar open!'

Een glimlach verscheen op mijn gezicht toen ik hem mopperend naar de deur hoorde lopen.

Ik hoorde wat geroezemoes en niet veel later ging dat over in voetstappen.

'Luca!'

Ik was verrast en dat kon je horen aan mijn stem.

'Hi Angel,' lachte hij, terwijl hij zich naast mij op het bed liet zakken.

Ik trok mijn knieën op en legde mijn armen er op.

Er viel een korte stilte.

'Angel, zeg eens eerlijk, is er iets?'

Ik keek hem verbaasd aan - ik was goed in doen alsof er niks aan de hand was - en schudde zachtjes mijn hoofd.

'Nee. Wat zou er dan moeten zijn?'

Een zucht ontsnapte aan zijn lippen.

'Angel, ik kan het zien aan je ogen. Je verbergt dingen, je gevoelens. Je vecht ergens tegen, maar je zegt het me niet.'

Zoals gewoonlijk bleef hij kalm op momenten waar de meeste mensen geïrriteerd begonnen te raken.

Ik zette een glimlach op.

'Luc, er is echt niks. Als er wel iets zou zijn zou ik je het vertellen. Dat heb ik je beloofd en aan die belofte houd ik me.'

Eén hele grote leugen, maar toch leek hij er in te trappen. Hoewel ik aan zijn ogen kon zien dat hij het nog steeds niet helemaal vertrouwde.

'Angel, zo heel veel vraag ik niet van je. Het enige wat ik van je vraag is dat als er iets is je naar me toe komt.'

Hij had gelijk. Hij vroeg niet veel van me. Ik kreeg haast medelijden met hem. Waarom was hij bevriend met zo'n bitch als ik? Ik vertelde hem de waarheid niet - zeg maar gerust nooit - en alles aan mij was fake. Mijn lach, mijn houding, mijn zelfvertrouwen. Alles.

'Weet ik. En ik kom ook echt wel als er iets is. Maak je nou maar geen zorgen.'

Ik legde mijn hand op zijn arm en schonk hem een glimlach.

De meeste mensen zouden mij nu een slecht mens vinden omdat ik tegen één van mijn vrienden loog, maar dat deed ik alleen maar om hem te beschermen. Ik wilde hem geen pijn doen en als ik dat wel zou doen en ik zou erachter komen, dan zou ik mezelf alleen maar meer pijn doen.

Fysiek.

Maar ook mentaal.

Zonder twijfel.

Zonder voorzichtig te zijn.

AngelWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu