Hoofdstuk 2

1.3K 44 1
                                    

Ik ademde diep in en uit en voelde mijn hartslag bonken in mijn keel. 'Eva, Eva!' Wolfs kwam haastig de kamer binnengestormd en nam plaats op de rand van mijn bed. 'Eva!?' klonk er paniekerig. Wolfs zwaaide met zijn hand voor mijn ogen om me tot de werkelijkheid te brengen.  Ik was bevroren in de houding waarin ik me bevond. Recht overeind, zittend in bed, starend naar niets. Verstijft en bevroren. Ik kon me niet bewegen en mijn vingers zaten stevig rond het dekbed geklemd. Zo stevig dat ik mijn vingernagels er door heen voelde. 'Eva. Eva zeg nou wat!' Werd er ver weg geroepen. Ik kon niet antwoorden. Ik kon mijn mond niet vinden. Waar is mijn mond. Ik bewoog mijn handen naar mijn gezicht en taste mijn gezicht af. Mijn ogen, neus en ja hoor, daar onder een mond. Ik trok hem met mijn vingers open en zette mijn stembanden op. Een krijsend geluid vulde de ruimte. 'Eva!' Hoorde ik weer beangstigend over het gekrijs uit. Wat is dat voor geschreeuw? Wees stil ik kan Wolfs niet horen. De krijs stopte. En er viel een ijzige stilte door de kamer. Ik sloot mijn ogen en voelde mijn lichaam verslapen. Als een zak zout viel ik achter over in bed. Ik wachtte op de plof. De plof van mijn hoofd die in het kussen land en mijn rug die de matras zou raken. Maar de landing kwam niet. Mijn lichaam bleef in de lucht hangen. Midden in de lucht ergens halverwege. Mijn lichaam lag in een stompe hoek. Mijn benen plat op de matras en mijn rug er net boven. 'Nee. Ik wil niet vallen. Niet weer.' paniekerig sloeg ik mijn armen om me heen als een persoon die dreigt te verdrinken. Mijn ogen hield ik strak op het plafond. Het plafond was mijn hou vast. Als ik weg zou kijken, dan zou de onzichtbare kabel die mij vast hield breken, waardoor ik zou vallen. 'Ik wil niet meer.' tranen welde op in mijn ogen. kan deze droom niet ophouden. 'Ik wil dat dit ophoud.' 'Eva rustig maar, ik ben bij je het is maar een droom.' Ik beet op mijn wang en proefde bloed.

'Rustig maar Eva, ik heb je vast.' Ik begon zwaar te ademen. Mijn borst ging hevig op en neer. Paniekerig knipperde ik de tranen uit mijn ogen zodat mijn zicht weer helder werd. 'Zet me neer.' beval ik het plafond boven mij. Pas toen mijn rug langzaam omlaag ging voelde de twee warme handen die mijn onderrug en hoofd ondersteunden. De afstand tussen het plafond en mij werd groter. 'nee, nee, nee. Niet naar beneden!' Ik wil niet naar beneden!' schreeuwde ik paniekerig. 'Boven. Ik wil niet vallen.' De handen stopte op hun weg naar beneden en bleven iets boven het matras hangen. 'Kun je iets duidelijker zijn.' Ik wil beneden zijn. Beneden op de vaste grond met zekerheid dat ik niet val. Maar beneden was ik klein, dan zag ik niet wat er van boven kwam en was ik afhankelijk van de gene boven mij. Ik wil, moet naar boven. Verbeterde ik mezelf. Boven is er uitzicht, weet ik waar ik aan toe ben en weet ik wat er op me af komt. Dan ben ik groot en sterk. Ik wil zekerheid. De warme handen die mij vast hielden trilden. Vast van het gewicht dat er op ruste. Mijn gewicht. 'Omhoog.' besloot ik snel waarna de handen mij overeind tilde. Het plafond schoof op en de muur schoof het beeld binnen. Ik zat rechtovereind in bed. 'laat me niet vallen, hou me vast.' 'Ik laat je niet vallen. Eva je bent wakker, je slaapt niet.' gewaagd wierp ik mijn blik opzij recht in de blauwe ogen van Wolfs die me beangstigend aan keken. De hand die de achterkant van mijn hoofd ondersteunde schoof voren en streelde teder over mijn wang. Het angstzweet stond op zijn voorhoofd. 'Kom.' Wolfs ging tegen het hoofdeinde zitten en trok mij naast hem. Zittend, niet liggend en niet schuin hangend. Hij had zijn arm over mijn schouder geslagen en kroop dichter tegen mij aan. Ik zat rechtop. Mijn armen symmetrisch naast elkaar en mijn blik recht vooruit gericht. Na een tijdje voelde ik mijn oogleden zwaar worden en had moeite ze open te houden. Uiteindelijk viel ik in een diep droomloze slaap.

Een irritant geluid haalde me uit mijn slaap en met moeite deed ik mijn ogen open. Ik keek recht naar de muur in plaats van het plafond. Ik was dus blijkbaar zittend in slaap gevallen. Geïrriteerd kroop ik over het bed naar de wekker toe, die ik uit zette en sloeg mijn benen over de rand. Ik hees mijn slappe lichaam uit bed en sleepte mezelf naar de badkamer waar ik onder de douche stapte. Misschien dat de douche mij zou opknappen, want ik voelde me echt bagger. Na gedoucht en aangekleed te hebben liep ik naar beneden. Ik zag wolfs aan de tafel zitten en wou al weer omdraaien en naar boven lopen. 'goeiemorgen.' Klonk er van benden. Wolfs had me dus al opgemerkt. Ik bleef stil staan op de trap. ik kon er niet meer onder uitkomen en draaide me om mijn weg naar beneden te vervolgen. 'goedemorgen.' mompelde ik terug en liep door naar de keuken waar ik een bak koffie voor mezelf in schonk. Zwijgend nam ik plaats aan de tafel tegenover hem en negeerde zijn bezorgde blikken. Lomp trok ik de ontbijtspullen naar me toe en begon onbeholpen mijn brood te smeren. Hij nam een slok koffie en sloeg de pagina van de krant waarin hij aan het lezen was om. Op het kauwen en het geritsel van het papier was het stil. Beiden zwegen we. Maar ik voelde de vragen in de lucht hangen. Hij zou me vast zo vragen hoe ik me voel, of ik nog een beetje heb kunnen slapen en of waarom ik z'n last van nachtmerries heb. Het waren altijd dezelfde vragen of in die richting. Ik kon ze inmiddels raden hij had ze al zo vaak gesteld. Te vaak, net zoals die nachtmerries ook te vaak voorkomen. Ik zag momenten als deze aan komen. Ik voelde de vraag van Wolfs op zijn tong brandden. Overwegend om hem te stellen. Vaak waren deze momenten de ochtend wanneer het weer raak was of 's avonds bij het eten. Op het werk werd er niet over gesproken. Daarom hou ik zo van mijn werk. Ik kan er makkelijk in weg vluchten.
 Ik staarde wel strak naar mijn bord maar ik wist dat hij me aandachtig zat te bekijken. Met die bestuderende ogen die een gat in mijn hoofd brandde. Zoekend naar een verklaring of reden achter mijn nachtmerries. Alsof hij een interessante film zat te kijken, of een goed boek aan het lezen was. Wat hij dan vervolgens analyseert in zijn hoofd. Gek werd ik er van. Had hij niks beters te doen. 'Eva?' 'Ja.' antwoorde ik bot. 'Heb je nog redelijk geslapen daarna?' 'Ja hoor.' antwoorde sarcastisch. Hopend dat ik er vanaf zou zijn. Hij keek me ongelovig aan, wat ik ook niet gek vond, ik geloofde mezelf niet eens. Nog voordat hij een nieuwe vraag kon stellen propte ik het laatste stukje brood naar binnen en stond op. Ik zette mijn bordje in de keuken en verdween de trap op.

Tweestrijd   Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu