Hoofdstuk 16

1K 44 2
                                    

De volgende ochtend werd ik wakker met Wolfs hand nog steeds in de mijne. Het duurde even voor ik me besefte waar ik was en dat Wolfs naast me lag. Ik keek opzij en keek recht in de open ogen van Wolfs. 'Goedemorgen.' kraakte zijn ochtend stem. Ik grinnikte. 'goedemorgen' wenste ik terug en glimlachte verlegen. Ik keek naar onze handen die nog steeds samengevlochten waren. Zijn warme, grote hand omvormde de mijne en hield hem stevig vast. Stevig, maar daardoor niet onprettig. Wat echter wel onprettig was, was de gedachte dat we samen geslapen hadden. We sliepen dan wel niet lepeltje lepeltje, maar toch wel echt hand in hand, samen in één bed. Het bloed trok weg uit mijn gezicht, en opeens voelde de hand van wolfs klam aan. Ik lig bij mijn partner in bed, hoe heeft dit kunnen gebeuren. Dit kan niet. Dit is verkeerd. Je moet niet zo zeuren. Stiekem, lig je het liefst in zijn armen, dicht tegen hem aan, met je hoofd op zijn borst en zijn arm om je heen. Het maakt niet uit wat ik liever wil, ik heb niks te willen. Wolfs is mijn partner. Mijn beste vriend, maar meer ook niet. Echt wel, veel meer. Dat maakt niet uit, dit kan gewoon niet. Ik keek naar de hand die nog steeds in de zijne lag, naar wolfs en weer terug naar de hand. Ik trok terug en hield hem met mijn andere hand, onder de dekens, tegen mijn borst aan. Alsof ik bang zou zijn dat mijn hand zou ontsnappen en weer terecht komen die van wolfs. 'We moeten er wel zo uit.' ik knikte kort. Waarna wolfs overeind kwam en opstond uit bed.

Mijn ogen gleden over zijn blote rug en de boxershort die hij aan had. sexy. Ging er door mijn gedachten. Ik negeerde mijn gedachte door mijn hoofd van hem weg te draaien en beet op mijn lip. Hij viste kleding uit zijn kast en verdween de kamer uit. mij alleen achterlatend, in zijn kamer, in zijn bed. Hij kwam niet meer terug. Vast onder de douche gestapt of zat al aan het ontbijt. Na een tijdje stapte ook ik uit bed, liep naar mijn eigen kamer waar ik mijn spullen bij elkaar raapte en me aan kleedde. Opgedoft en wel, kwam ik de keuken in. Wolfs zat aan het ontbijt en las in de krant van vanmorgen. Ik ging tegenover hem zitten en werkte, de door Wolfs gesmeerde broodjes, naar binnen. Ik goot er een verse slok koffie, ook door wolfs gezet, er achter aan

'Ben je klaar?' vroeg Wolfs terwijl hij zijn krant dicht vouwde en me aan keek. ik had net het laatste stukje brood doorgeslikt en knikte. 'Ik ben klaar.' zei ik er dan ook achteraan, veegde de kruimels van de tafel op mijn bordje en zette het in de keuken. Wolfs had zijn jas al aangetrokken en hield mijn jack voor me uit die ik dankbaar aanpakte. Zo vertrokken we naar ons werk en kwamen even later aan op het bureau.
Op het bureau schreven we de nog niet uitgeschreven gesprekken uit, en overlegde ons plan voor vandaag. De verklaring van de schoonmaakster is een prima motief. Het is dan wel niet waar, maar het kan nog steeds een reden zijn voor de moord op Noah. Zo zaten we diezelfde ochtend nog met de vader van Veerle in het verhoor.
'Waar was u op woensdag ochtend van de week.' opende ik het vragenvuur. 'Thuis in me bed, waar anders.' De man voor ons keek me stug aan. 'Is er iemand die dat kan bevestigen?' vroeg ik vervolgens. 'Ik begin altijd laat op woensdag. Veerle is dan al naar school maar Renske is er wel.' Ik knikte bedenkelijk. 'Hoe laat komt de werkster altijd?' De man haalde zijn schouders op. 'Uhm, dat is verschillend. Meestal rond half 9 maar ook wel eens eerder.' 'Was ze toen eerder?' Weer haalde de man zijn schouder op. 'Ik weet het niet ik lag in mijn bed want ik hoefde pas 10 uur te beginnen. Maar vanwaar deze vragen ik heb helemaal niks met de dood van de jongen te maken.' Hij was wat rechterop gaan zitten en keek ons kwalijk aan. Ik keek opzij en mijn blik kruiste met die van Wolfs. Zonder woorden en alleen al door elkaars blikken te zien, wisten we wat we ongeveer dachten. Ongeveer, want ik wist nooit precies wat hij dacht. Ook gelde dit alleen in werk situaties. Thuis in de Ponti, of op andere privé momenten kan ik het niet. Ik zie dan een geheel andere blik. Onduidelijk en onleesbaar. Het leek wel een andere taal, die ik niet kan vertalen.
'De jongen is omgekomen doordat hij is aangevallen door uw hond.' Brachten Wolfs zijn woorden me terug bij het verhoor. Ik was weer eens te diep in gedachten verzonken. De man voor ons trok zijn wenkbrauwen op. 'Dat geloof ik niet. Dat zou Max nooit doen!' nam hij het gelijk voor zijn trouwe viervoeter op. 'Nee, dat denken wij ook niet. Niet uit zichzelf in ieder geval. Iemand moet hem er toe hebben aangezet.' ging Wolfs koeltjes verder. 'En jullie denken dat ik dat was.' vroeg de man spottend. 'Was u het?' 'Nee!' bulderde de man door de ruimte. Mijn oorvliezen trilde en ik onderdrukte de nijging om achteruit te deinzen. Robbert had duidelijk moeite zich zittend te houden. Dat kon ik zien. Liever was hij gaan staan en had met zijn handen op tafel geslagen om zijn woorden meer kracht bij te zetten.
Het bleef een poosje stil. Wolfs en ik waren in gedachten verzonken, terwijl de man zichzelf probeerde te kalmeren. Het zware ademhalen van Robbert en een zoomend geluid van de tl buizen in de lamp boven de tafel, waren het enige geluid.
'Wist u dat Noah zijn handen niet van uw dochter af kon houden?' verbrak ik de stilte.
De man schudde hevig zijn hoofd. 'ja, dat wist ik. Maar ik heb hem niet vermoord.' Ik sloeg mijn armen over elkaar en leunde achterover in de plastic stoel. 'U wist het dus.' reageerde ik opgelaten. 'Ik kan me voorstellen dat je dit als vader absoluut niet wilt horen over je dochter. Hoe reageerde u er op?' de man zuchtte diep en richtte zich tot Wolfs. 'Heeft u een dochter?' de vraag duidelijk bedoeld voor Wolfs, Als vaders onder elkaar. Wolfs bleef stil. Knikte geen ja of schudde geen nee.
'Hoe zou u reageren als er zo'n verhaal aan je neus gehangen wordt?' Wolfs ademde diep in en voordat hij antwoord kon geven had de man zijn mond al weer geopend. 'U zou verhaal gaan halen bij uw dochter en de jongen. Niet? Beiden zwegen we. 'Nou dat is wat ik gedaan heb, en toen is mij het hele verhaal uit gelegd.' zei de man gecontroleerd. In zijn stem merkte ik ook iets van trotsheid op. Trots op zijn handelen van de situatie.
'Dus u wist niet van hun van relatie?' kwam Wolfs er weer tussen. 'Nee, eerst niet, dat is mij pas verteld toen ik verhaal kwam halen. Maar ik heb het geen probleem gevonden.' Schoot de man gelijk in de verdediging. 'Natuurlijk kan ze beter krijgen en heb ik zo mijn meningen over de jongen, maar ik heb het geaccepteerd en goedgekeurd. Ik was vooral blij dat het niet waar bleek te zijn.' Ik trok mijn wenkbrauwen op. Dat klinkt als een keurige reactie voor een man met een kleine woede beheersing. Ik geloofde het niet helemaal. Of ik wilde het niet geloven, omdat we anders geen verdachte meer zouden hebben. We bleven hem op verschillende manieren onder druk zetten met feiten die in zijn richting leidde. Maar zonder resultaat. Hij blijft ontkennen.

'We missen iets.' zei Wolfs nadat we het verhoor uit waren en weer aan onze bureaus zaten. Ik knikte en trok een lijn met pen uit op een stuk wit papier. 'De jongen moet vermoord zijn tussen 8 en 9 uur 's ochtens.' ik zette Noah 's naam met de locatie en tijd op het midden van de lijn. 'Om 9:05, begon zijn tweede les uur waar hij niet kwam opdagen. Het eerste uur was hij vrij.' zei Wolfs en ik plaatste de informatie op de tijdlijn. 'Zijn moeder zei dat hij rond 7:55 van huis vertrokken was. Dan is hij iets over 8 bij de familie Dijkmans aangekomen.' Ik knikte en schreef ook dit neer. 'Robbert verklaarde dat hij 9 uur zijn bed uit kwam, hij kwam de werkster tegen en vertrok 9:45 naar zijn werk.' Ik keek bedenkelijk naar de tijdlijn voor me. 'Als het waar is wat hij gezegd heeft en hij werkelijk pas om 9 uur opstond, is hij te laat voor de moord.' Zei ik, waarop Wolfs knikte. 'Hij zou ook rond 8 uur zijn bed uit gegaan kunnen zijn, om de jongen om te brengen, en er vervolgens weer in kruipen.' Ik viste een potlood tevoorschijn en schreef de mogelijkheid neer. 'Veerle moet 8:15 op school zijn. Hij moet haar dan rond die tijd tegen gekomen zijn.' 'Wie doet 's ochtends de deur voor Noah open?' onopgemerkt beet ik op de achterkant van het potlood. 'Veele of de werkster, Robbert lag nog in bed, zei die.' Ik schreef de tijden en gebeurtenissen van Veerle en Renske op de tijdlijn. Net zoals we bij Robbert gedaan hadden. Zo verscheen er een hele tijdlijn van hoe die ochtend gegaan moest op papier. We hadden drie verdachten. Veerle zou het gedaan kunnen hebben waarna ze gewoon naar school gegaan is. Het klinkt heel sterk. We hielden het dan wel in ons achterhoofd maar gingen er eigenlijk niet van uit. Dan was er Renske, die geen alibi heeft voor 9 uur maar ook geen motief. En dan was er nog Robbert. Met een prima motief en een toch wel ongelovig verhaal over een beheerste reactie op de relatie van Noah en Veerle. Het klonk verstandig. Eigenlijk iets te verstandig voor een bezorgde vader met een kleine woede beheersing. Maar zelfs de verstandigste mensen kunnen fouten maken, zolang er gevoelens en emoties in het spel zijn. De beheersing kan bezwijken onder het enorme gewicht van een emotie.
De bezorgdheid en woede van de vader voor zijn dochter.
De gevoelens, die je werkelijk voor je partner voelt.
Zou zo zwaar gewogen kunnen hebben, dat niet volledig weggestopt kon worden in het belang van zijn dochter.
Zoals het wegstoppen van je gevoelens omdat je de vriendschap niet op het spel wil zetten. Maar het niet kunnen vergeten.
Maar van frustratie zichzelf uit, en de jongen ombrengt. Twee weken nadat hij verhaal gehaald had.
Na al die jaren van onderdrukking wordt het eens tijd om de waarheid aan het licht te brengen. Ik ga er voor vechten. En jij bent eva niet zonder weer terug te vechten, dat weet ik. Het wordt een pittige strijd. Maar het is het waard om hem te vechten.

Tweestrijd   Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu