Hoofdstuk 24

867 37 6
                                    

Een schel piepend geluid liet mij uit mij slaap ontwaken. Wolfs mopperde en vloekte en zette de wekker uit. Vervolgens streek hij zachtjes door mijn haren en kroop voorzichtig onder mij uit. Mijn lichaam viel plat op de matras. Wolfs was opgestaan en aan de geluiden te horen, maakte ik op dat hij zichzelf aan het omkleden was. Ik opende mijn ogen en keek door de spleetjes naar buiten. In de kamer was het licht. Te licht. Het felle licht deed zeer aan mijn ogen. Nadat mijn ogen gewend waren en ik zonder moeite de kamer rond kon kijken, stond ik op. De kamer was leeg. Wolfs was zo te zien al naar beneden gegaan. Mijn hoofd tolde en mijn spieren voelde slap. Verslagen haalde ik mijn hand door mijn pony en streek het haar naar achter. Pfff. Wat was er gebeurd. De gebeurtenissen van gister avond speelde af voor mijn ogen en als reactie beet ik op mijn lip. Ik was behoorlijk aangedaan door die droom. Hoewel die droom zo heel erg nog niet was. Het was vooral Wolfs. Wolfs die mijn leven overhoop haalt. Met mijn gevoelens speelt en alles tien keer zo moeilijk maakt. Gek werd ik er van, gek op Wolfs, en werd vooral gek van mezelf. Alles is zo moeilijk, zo ingewikkeld en vaag. Je maakt het jezelf ook moeilijk. Ja, misschien maak ik het mezelf inderdaad moeilijk, maar wat moet ik anders.
Diep in gedachten was ik de badkamer in gelopen. Ik nam afwezig een douche en keek mezelf in de spiegel aan. Ik zag een moe uit. Mijn wangen kleurde lichtjes rood van het slaaptekort en onder mijn ogen waren donkere wallen te zien. Ik boog voorover om ze van dichtbij te bestuderen en prikte er doelloos in. Ze waren het beeld van vermoeidheid. De afgelopen slapeloze nachten en het als maar piekeren. Ik waste mijn gezicht, werkte de wallen weg en smeerde extra mascara op om mijn kleine oogjes zoveel mogelijk te maskeren. Met een dik opgemaakt gezicht liep ik de keuken in. Wolfs keek op van zijn bord en keek me verbaasd aan. Hij kauwde op een stuk brood en slikte het door. 'Ik heb je ziek gemeld, je hoeft vandaag niet te werken.' ik onderdrukte een grom en hield mijn dodende blik voor me. 'Waarom? Ik prima werken.' stevig beende ik door naar de keuken en schonk een flinke kop koffie in. Wolfs draaide zich om in zijn stoel en keek me bezorgd aan. 'Is dat nou wel zo verstandig?' klonk er zacht. Ik keek hem nijdig aan. 'Ja, waarom niet. Ik mankeer toch niets.' Om mezelf een houding te geven sloeg ik mijn armen over elkaar en keek hem niet begrijpen aan. Hij trok zijn mond open, sloot hem en slikte vervolgens de woorden die hij wou zeggen in. Waarom niet? Waarom denk je dat hij je ziek meld. Als jij straks in slaap valt, is het jouw schuld. En dat is heus niet de enige reden waarom hij je ziek meld. Ik haalde onopgemerkt mijn schouders op en liep door richting de trap. Het kon me allemaal niet schelen. Ik kon prima werken en ga pas naar huis als ik naar huis gestuurd werd.
De rest van de dag bracht ik met veel kopjes koffie en gegaap door. Ik kreeg boze blikken toegestuurd wanneer ik weer gaapte, en dommelde een paar keer weg op het bureau. We kregen een zaak van een dode vrouw. Gevonden in haar appartement onder het bloed, schrammen en een mes in haar hand. Zelfmoord, hadden we allebei geconcludeerd. Hoewel dat nog uit het rapport van de patholoog moest blijken. We waren de familie, naaste vrienden en buren afgegaan. Allemaal zonder enig resultaat. Natuurlijk wist niemand ergens van af en of had dit zien aan komen.
Heel de werkdag ging als een waas langs mij heen. Mijn gedachten waren overal en nergens, behalve bij de zaak en mijn lichaam voelde slap en futloos. Ik had gewoon de puf niet om op te letten of om überhaupt te werken. Ik zij het toch. En was boven al die irritante rot stem zat. Ja, ik heb het tegen jou. Het bleef stil. Ze zweeg eindelijk even. Een zucht van opluchting verliet mijn mond, waarna Wolfs mij nijdig aankeek. 'Wat? Had ik er van frustratie uit gegooid. We zaten in de auto weer opweg naar het bureau. Wolfs wende zijn blik van me af en keek voor zich uit. De irritatie borrelde van binnen. 'Ik vraag me af wat er in je om gaat.' antwoorde hij naar de waarheid. Iets te eerlijk vond ik. 'Wat gaat jou dat aan.' had ik voordat ik het wist al weer terug gesnauwd. Wolfs keek me beledigd aan. Zijn blik deed me pijn. Ik vond het niet leuk dat hij zo naar me kijkt. Ik vond het niet leuk dát hij zo kijkt. 'Meer dan je zult denken.' de blik in zijn ogen veranderede bij het uitspreken van deze woorden. Zijn boze blik leek even verdwenen te zijn en daarvoor in de plaats was medeleven gekomen. liefde, en bezorgdheid. Bezorgdheid om mij, zijn partner, beste vriendin, maatje, maar ook meer niet. Er was niet meer tussen ons. En nu we ruzie hadden leek alleen onze werkrelatie ons nog bij elkaar te houden. Als een mooi inpak papiertje om een lelijk cadeau. Een simpele pleister op een grote snijwond of een plakbandje die grote scheuren bij elkaar houd. Allemaal hopeloos. Net zo als onze samenwerking hopeloos was geworden. We waren twee tandwielen die jaren goed om elkaar heen konden draaien. Als af en toe de één leek af te remmen pikte de ander hem weer op. We waren een goed, lopend team. Gesmeerd en gedreven door onze wil en stuurkracht. We waren de 'top rechercheurs'. 'het koningskoppel.' maar helaas, van al dat alles was niks meer over. Kapot gemaakt door die verdomde...koppigheid van jezelf.

Omdat ik morgen met school op introkamp ga :), ben ik vrijdag pas weer thuis en kan ik helaas morgen niets plaatsen :(

Tweestrijd   Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu