Ik voelde me echt brak de volgende morgen. Ik had amper nog wat geslapen en vooral liggen piekeren over het hele gebeuren. Ik kon Wolfs niet aankijken, ik kon niet in zijn buurt zijn en kon niet tegen zijn aanwezigheid. Ik had mijn wallen met een dikke laag make up weten te verbergen en had een paar extra kopjes koffie naar binnen gegoten. Ik was aan het werk gegaan, had het hele gebeuren inclusief Wolfs opzij geschoven en schreef ongeconcentreerd verder aan het papierwerk. Er was nog geen nieuwe zaak en de oude was op het papierwerk na afgerond. Dus schreven we de hele ochtend de verklaringen uit. Of dat probeerde ik. Want na een half uur had ik nog maar 10 zinnen op papier staan. Dit schoot niet op zo. Wolfs was al lang klaar met zijn deel en het wachten was op mij. Ongeduldig vroeg hij dan ook meerdere malen hoever ik was en wanneer ik eindelijk klaar zou zijn. Na twee uur schrijven was ik eindelijk klaar. Wolfs was verder gegaan met oude zaken en was gestopt met vragen hoe ik er voor stond. Ik schoot toch niet op. Het was een ramp. Ik was een ramp. Ik kon mijn hoofd er gewoon niet bijhouden.
'Ik ben klaar.' deelde ik mee nadat ik het document naar de printer gestuurd en opgeslagen had. 'Héhé, eindelijk.' kon Wolfs het niet laten om zijn ongeduldigheid nog eens te uiten. Ik zuchtte geïrriteerd, stond op en vond mijn weg naar het kopieerapparaat. Ik verzamelde de papiertjes uit de stapel uitgedraaide papiertjes en bond ze in. 'Hey Eva.' klonk een vriendelijke stem achter mij. Ik draaide me om en begroette Marion terug. Ik verving mijn chagrijnige 'Praat niet tegen me blik', voor een flauwe glimlach met kiespijn. 'Hoe gaat het met je?' Ja goed.' loog ik en glimlachte overdreven. 'En met jou?' vroeg ik voordat ze nog meer kon vragen. Ze knikte vrolijk en glimlachte. 'ja ook, heel goed.' klonk er gemeend. 'Maar, wat is er met jou?' had ze me door. Vast door het zien van mijn opgezette gezicht. Ik zuchtte. 'Slecht geslapen.' mompelde ik. de rest hield ik maar achterwegen. 'Oh, hoezo dat?' 'gewoon veel aan me hoofd en zo.' ze knikte. 'Zoals?' Wolfs. 'Werk.' en jij. Dacht ik terug, duidend op het stemmetje in mijn hoofd. 'Maar ik ga weer, wolfs is ongeduldig.' 'Ja is goed. We spreken nog wel.' ik knikte, perste een glimlach rond mijn mond en liep met de papieren in mijn handen terug naar onze werkplek. Zonder iets te zeggen schoof ik ze onder Wolfs zijn neus. Hij las ze vluchtig door, stopte zijn eigen papieren erbij en stond op.
'Zullen we gaan lunchen?' Vroeg hij nadat hij langs Mechels geweest was om het dossier af te geven. 'Ja oke.' mompelde ik. Trek had ik niet maar ik moet toch iets eten. 'Wat wil je?' zijn vraag klonk zacht. Er was niks van frustratie of irritatie te horen. Ik keek op na het horen van zijn stem en kreeg gelijk spijt. Ik keek recht in de blauwe ogen die me zacht aankeken. Te zacht en veel te lief. Ik kon hier niet tegen. Ik kon niet tegen zijn vriendelijkheid. Hoe kon hij zo vriendelijk tegen mij zijn. Dit verdiende ik niet, ik was afstandelijk tegen hem voor een reden. Kon hij ook niet gewoon afstandelijk tegen mij doen. Dat maakt alles een stuk makkelijker. Ik was verdwaald in mijn gedachten en de helderblauwe ogen van Wolfs. Ik wende mijn blik af. Als ik nog langer naar hem bleef kijken, zou ik mezelf niet meer in de hand kunnen houden. 'Doe maar wat. Maakt mij niet uit.' zei ik. Het maakte me werkelijk echt niet uit. Ik had geen zin om na te denken waar ik trek in had. Ik had niet eens trek.
Met een broodje kaas in mijn handen liepen we door de straten van Maastricht. Ik liep vluchtig voorop, diep in gedachten verzonken en met Wolfs half slenterend achter mij aan. Het klakkende geluid van mijn hakken tegen de straat stenen veerde op en vulde mijn oren. Achter mij klonken de doffe voetstappen van Wolfs die me op de voet volgden. Hij kon me niet bijhouden. Hij deed geen eens moeite om me in te halen. Erg vond ik het niet. Zo was er afstand en hoefde we niet te praten. Ik nam een hap van mijn broodje en slikte met moeite de hap door mijn keel. Het broodje zonk als een brok door mijn keel en viel als een steen op de maag. Ik verminderde mijn vaart en kwam tot stilstand voor het rood stoplicht. Als er geen auto's voorbij sjeesden, dan was ik gewoon door rood gelopen. Maar dat ging nu moeilijk. Wolfs kwam naast mij staan. Ik keek opzij maar hij bleef afwezig naar de weg voor zich uit staren. Diep in gedachten verzonken en met nog een half broodje in zijn hand. Zijn blik was onleesbaar. Onduidelijk, ik kon er niets uit op halen. Het stoplicht sprong op groen. Wolfs vervolgde zijn pas maar ik bleef even verbouwereerd achter. Waar denkt hij aan en wat gaat er in hem om? Ik herpakte mezelf en snelde naar hem toe waardoor we nu zwijgend naast elkaar liepen. Er hing een gespannen stilte tussen ons. Ondraaglijk. Zou ik wat moeten zeggen, zou ik er over moeten beginnen en me verontschuldigen. Ik ben hem een uitleg verschuldigd, maar hij ook mij. Hoe leg ik het uit, waarom ik hem gezoend heb. Hoe mijn tong in zijn mond terecht kwam. Hoe wil ik dit ooit weg praten. Zeg gewoon dat je van hem houd. Oh ja dat maakt het goed. Wie weet. Ik houd niet van hem. En ook al zou ik van hem houden, het kan toch niet. Om mezelf een houding te geven nam ik een hap van mijn broodje. Ik kauwde smakeloos op de homp brood in mijn mond en slikte het met moeite door mijn keel. Weer viel de hap met een plof in mijn maag. Dit ging niet. Ik had geen honger en at dan ook alleen maar omdat ik iets moest eten. Ik keek naar het halve broodje in mijn hand, verfrommelde het in het papiertje en gooide het in de eerst volgende prullenbak. 'Ik moest iets doen. Je begon te hyperventileren en ik dacht dat 'het' je zou afleiden zodat je niet aan ademhalen dacht.' verbrak Wolfs de lange stilte. Ik keek op. Het woord 'het' was erg nadrukkelijk gezegd. Duidend op de kus en bedoeld om het woord te ontwijken. Ik zweeg. Ik kon de juiste reactie niet vinden.
'Het was niks. Gewoon bedoeld om te helpen. We vergeten wat er is gebeurd en gaan gewoon normaal verder.' ging Wolfs verder. Nee! Jammerde het stemmetje van binnen. Ik negeerde het en knikte. 'Het was gewoon om me te helpen.' zei ik ingaand zijn voorstel. 'Meer is er niet gebeurd, en er speelt niet meer dan onze vriendschap.' voegde Wolfs toe. Mijn ogen werden groot en ik beet op de binnenkant van mijn wang totdat ik bloed proefde. 'oké.' stamelde ik. Ik was verslagen door zijn woorden. Ik voelde me terneergeslagen, afgewezen en in de grond getrapt. Ik trok mijn mond open om iets te zeggen, om er tegen in te gaan en vragen of hij het echt meent. Maar ik werd verstoord door de telefoon van Wolfs. 'met Wolfs.' nam hij op en liep een eindje bij me vandaan. Na een tijdje kwam hij terug, stopte zijn telefoon in zijn zak en viste de sleutels er uit. 'We moeten onze collega's helpen.' hij gooide de sleutels naar me toe die ik behendig in de lucht ving. Verbluft stond ik met het bosje sleutels in mijn hand, herpakte mezelf en snelde achter Wolfs aan.
JE LEEST
Tweestrijd
FanfictionEva heeft al een tijd lang last van nare nachtmerries. Wolfs maakt zich zorgen en wilt dat ze met iemand gaat praten. Eva ziet dit niet zitten en zegt dat ze het zelf oplost. Maar valt het wel op te lossen en wat is de reden achter haar nachtmerr...