Hoofdstuk 14

886 33 2
                                    

Na een lange dag veel ondervragen, verhoren en het daarbij komende papierwerk uitschrijven, waren we naar huis gestuurd. Het was al laat en morgen zouden we weer verder gaan. Thuis was Wolfs zoals gewoonlijk begonnen met koken en ik was nog even gaan hardlopen. Nu zaten we bij te komen aan tafel van het heerlijke eten. 'Het eten was lekker, dank je wel.' Ik schoof het bord van me af en staarde dankbaar naar zijn borst. Ik durfde hem nog steeds niet recht aan te kijken. 'Graag gedaan.' zei Wolfs en klopte de resten rijst van de lepel op de rand van de pan. Ik stapelde de borden op en zette ze in de gootsteen. Daar spoelde ik de ergste etensresten weg en zette de borden in de vaatwasser. Wolfs was schuin achter mij komen staan en leunde voorlangs mij heen, rijkend naar de zeep. Ik stond verstijfd met een afwasborstel in mijn ene, en een schaaltje in mijn ander toen ik hem zo dicht bij me voelde. Hij greep naar de zeep en trok zijn hand terug waardoor hij per ongeluk langs mijn borst ging. 'Sorry.' Verontschuldigde hij zichzelf. Ik zei niks. Een rilling ging door mij heen en de droom van gisteravond verscheen voor mijn ogen. De mysterieuze man met de capuchon. Zijn zachte handen en zijn voorzichtige aanrakingen. Het was fijn, spannend en opwindend. Net zoals de spanning die nu hier in de keuken hing. Hij stond vlak achter mij en schepte de restjes uit de pan in bakjes. De lepel schraapte op de bodem en even later klonk de plop van het deksel die op het bakje gedrukt werd. Kleding ritselde en zachte maar duidelijke voetstappen, die ik als geen ander herkende, vertelde mij dat hij van me weg liep, naar de koelkast schuin achter mij. Mijn vermoeden werd bevestigd toen ik de koelkast deur open hoorde gaan en de bakjes er in werden gezet. Ik hield Wolfs haarscherp in de gaten, nauwlettend op alles wat hij doet en hoe hij het doet, zodat ik niet zou schrikken als hij weer onverwachts achter mij stond. Ik stond nog steeds hetzelfde schaaltje, wat nu inmiddels al schoon was, te poetsen. Zo erg was ik geconcentreerd op wolfs. Ik pakte een volgend schaaltje en begon ook deze om te spoelen. Mijn gedachten dwaalden weer af. Ik kon ze er gewoon niet bij houden. Heel de dag al niet. Wolfs maakte me gek. 'Hey, waar zit je met je gedachten.' Wolfs was achter me komen staan en keek over mijn schouder mee in de volle gootsteen. Zijn adem die over mijn nek streelde liet mijn spieren verstijven. Bij jou, wolfs. 'Hier bij de vaat, waar anders.' Gaf ik antwoordt en negeerde de stem. Je denkt aan veel dingen, maar alles behalve de vaat. Ik beet op de binnenkant van mijn wang en zette de omgespoelde vaat in de vaatwasser. Een hand werd op mijn schouder gelegd. 'Laat maar hoor, ik neem het wel over.' Klonk wolfs zijn warme stem. Of hij dit nou voorstelde omdat ik niet opschoot, of uit een soort medeleven wist ik niet. Maar er was niks met mij en ik kon het nog prima zelf doen. 'Nee, ik doe het wel, jij hebt al gekookt.' Zei ik vluchtig, hopen dat hij mijn nee zou aanvaarden en me met rust zou laten. De hand verdween, maar wolfs bleef achter me staan. Hij hielp mee met de omgespoelde dingen in de vaatwasser zetten en als laatste haalde ik een doekje over de tafel. 'Zo ook weer gedaan.' Zei Wolfs en liep door naar de bank waar hij plaats nam voor de tv. Twijfelend bleef ik in de keuken staan. Kijkend naar de man die zijn aandacht al weer op de tv gericht had. Ik had vanmiddag al hardgelopen dus dat kon ik nu al niet meer doen. Verder was er ook niet echt iets wat ik nu aan de zaak kon doen. Dus nam ik maar plaats naast Wolfs op de bank. Samen keken we naar een één of andere serie op rtl. Maar net zoals bij de vaat, kon ik ook hier mijn aandacht er niet bij houden. Wolfs zat nog geen meter bij me vandaan ontspannen op de bank verdiept in zijn programma. Ik zat gespannen naast hem, verdiept in mijn gedachten die vandaag over uren maakte. Hij zat zo dichtbij, op zeker nog geen armlengte afstand, naast mij op de bank. Schuif naar hem op. Ik keek opzij. Wolfs zijn linker arm lag op de bank met een glas whisky in zijn hand. Het glas was voor één vierde vol. Pas ingeschonken en nog amper van gedronken. De rechter arm, de arm aan mijn kant, lag op de rugleuning van de bank. Open en wel. Als een uitnodiging die op een antwoord of reactie wacht, of een stille hint. Schuif naar hem op en laat jezelf tegen hem aan zakken. Ik schudde onopvallend mijn hoofd. Wolfs ging wat verzitten, maar de arm bleef liggen. Twijfelend keek ik naar mijn over elkaar heen geslagen benen voor me. Zou ik het echt doen. Zou ik mijn verlangen laten winnen en tegen hem aan kruipen. Mezelf in zijn armen laten vallen zodat ik mijn lichaam tegen de zijne aan kon voelen. Kon ik de stap wagen? Of zou hij zijn arm terug trekken, meer naar links opschuiven en of zelfs wel opstaan. Nee, ik kon dit niet. Ik moet hier weg. Weg voordat ik domme dingen doe. Weg voordat ik fouten maak. Weg uit deze ongemakkelijke sfeer. 'Ik ga naar bed.' Besloot ik. 'wolfs keek op en knikte. 'welterusten.' 'Slaap lekker' wenste hij terug en richtte zich weer op zijn serie.

Ik zuchtte en zakte wat onderuit in mijn bureaustoel. Verveeld keek ik om me heen. Het was rustig. De collega's die er waren, waren druk in gesprek met elkaar of zaten voor de computer. Ik liet mijn blik over Wolfs glijden. Zijn ogen waren aan het beeldscherm gekluisterd en hij was geconcentreerd aan het typen aan een verslag. Ik was al klaar met de mijne. De papieren lagen ingebonden in een blauw mapje op mijn bureau. Klaar om af te geven bij Mechels, op het deel van Wolfs na dan. Ik pakte een stressbal die op de hoek van mijn bureau lag en liet hem door mijn handen gaan. Het was een klein geel balletje waarop een vrolijk gezichtje getekend was. Het was van schuim gemaakt. Dat spul dat je in kon drukken en verfrommelen tot een klein hoopje plastic. Maar wanneer je, je hand weer zou openen, zou de bal zich vol zuigen met lucht en zijn originele vorm weer aannemen. Van de schade zou niks meer te zien zijn. Hoogstens een paar lijnen of kreukels, maar nog steeds de ronde vorm en het vrolijke gezichtje. De stressbal was onbreekbaar, maar niet onverwoestbaar. Ik zou er de schaar in kunnen zetten als ik wilde. De bal ik tweeën kunnen knippen om vervolgens ook die weer in tweeën te knippen. De bal zou zichzelf niet meer kunnen herstellen. Niet meer vol zuigen met lucht en zich groot maken. nee, daar was het dan te laat voor. Dan waren er duizenden losse stukjes. Allemaal van die ene bal.
Ik speelde met de bal. Kneep hem fijn, en liet hem weer vol zuigen. Ik herhaalde dit een paar keer puur uit verveling.'Ben je al bijna klaar?' vroeg ik ongeduldig aan Wolfs. Ik was al heel lang klaar en het wachten was op hem. Ik keek toe hoe zijn vingers over het toetsenbord vlogen en zijn hoofd nee schudde. 'oke' mompelde ik en richtte mijn aandacht weer op de stressbal. Ik liet de bal stuiteren op tafel en ving hem weer op. Wolfs zond me een norse blik waardoor ik de bal vlug in mijn handen nam en hem verontschuldigend aankeek. Blijkbaar liet ik mijn verveling en ongeduldigheid iets te duidelijk merken. 'kan ik niet iets doen?' zuchtte ik. Wolfs wende zijn blik van beeldscherm naar de berg papieren op het bureau. Hij liet de papieren door zijn handen gaan en stak een papiertje naar voren. 'je kunt dit voor mij kopiëren.' als bevestiging pakte ik het papiertje aan en stond op van mijn stoel. Alles is beter dan wachten. Het kopieerapparaat stond in een apart kamertje aan het einde van de gang. Ik knikte vriendelijk naar mijn collega's die ik passeerde en zei ze gedag. Aan het einde van de gang verscheen de deur.

Maar het leek wel hoe dichterbij ik kwam, hoe kleiner de deur werd. De grote grijze deur vervaagde en verdween in het niets. Een donkere duisternis kwam op me afgerold en liet de weg voor me doen verduisteren. Ik kon door lopen. De weg was niet verdwenen en aan het einde van de gang moest ik zijn. Ik kon hem begaan, gewoon die kopietjes maken en terug geven aan wolfs, maar ik durde niet. De weg was donker en eng. Onzeker en onvoorspelbaar. De paniek sloeg toe en als reactie draaide ik me om en begon ik terug te rennen. Ik moest terug. De weg voor mij was voor mijn voeten verdwenen en leidde naar de duisternis. De onzekerheid. Maar de weg terug was zeker. Die kende ik. Die had ik immers net gelopen. Ik keek over mijn schouder en zag hoe de duisternis steeds dichterbij kwam. Als ik zou stoppen zou ik er door opgenomen worden. Ik rende. Nee, ik sprintte zo hard als ik kon, maar leek geen meter voor uit te komen. Ik voelde mijn benen verzuren en had steeds meer moeite mijn benen recht voor me te plaatsen. Iets schoot tussen mijn benen. Of ik struikelde over mijn eigen benen en viel recht voor over richting de vloer. Ik sloot mijn ogen en stak mijn handen voor me uit. Klaar om de val op te vangen. 'Eva?'

Tweestrijd   Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu