Ik lag op mijn rug en keek recht naar het plafond boven mij. Het was een houten donkerbruin plafond waarop schilderingen te zien waren. Ik liet mijn ogen over de verschillende lijnen en kleuren glijden, die uit het donkere plafond naar voren sprongen. Ik dacht dat het een schildering van een bloem was. Een boem in een bloementuin die vol in bloei stond. Mijn ogen gleden langs de steel naar beneden naar de wortels die zich in sierlijke bogen over het plafond verspreide. Normaal was ik nooit zo weg van schilderijen en muurschilderingen, of in dit geval plafond schilderingen, maar dit vond ik wel mooi. Het deed me denken aan de eerste lentedagen. De tijd wanneer alles net uit de knop is en fel lichtgroen gekleurd is. En daarbij nog dat heerlijk lente gevoel wanneer eindelijk de donkere winter voorbij is en merkt de dagen weer langer worden. De schildering symboliseerde het nieuwe leven. Een nieuw voorjaar en nieuwe kansen.
Ik sloot mijn ogen en nam diep adem door mijn neus. Een sterke geur van bloemen vulde mijn neus en ik opende mijn ogen om te zien waar het vandaan kwam. Pas toen merkte ik het volle boeket op wat op mijn borst lag. Mijn beiden handen waren op mijn borst gevouwen en hielden het boeket op z'n plaats. In tegenstelling tot het vrolijke plafond was dit boeket maar saai. Het waren witte lelies op een bedje van groene bladeren. Stijlvol en rustgevend, maar saai. Ze waren allemaal keurig bij elkaar gestoken op één kleinere bloem na. De lelie stak de andere kant op, niet dezelfde kant als de rest van het boeket. Hij viel op, sprong er tussen uit, bracht het boeket uit evenwicht en deed het doen ontsieren. Zo perfectionistisch was ik niet maar hier kon ik echt niet tegen. Het kan niet dat die bloem er uit steekt. Hij moet er tussen. Tussen de anderen want nu haalt hij het totaal beeld uit balans. Ik wou hem goed doen. Hij moest er goed terug in maar mijn handen leken niet te werken. Ik wilde mijn vingers strekken, mijn greep verlossen of mijn handen optillen, maar mijn hand verroerde geen vin. Ze lagen nog steeds stijf en stevig om het boeket heen geslagen.
Ik voelde niks, helemaal niks. Geen koude, natte steeltjes in mijn handen of het zware gewicht van het boeket dat op mijn borst lag. Het enige wat ik voelde was het knipperen van mijn ogen en het slikken in mijn mond. Waar is het gevoel in de rest van mijn lichaam? Waarom kan ik niet gewoon mijn hand bewegen. Het leek wel alsof ik verlamd was. Ik voelde niks en kon ook niets bewegen. Waarom lag ik hier? Mijn vraag werd al gauw beantwoord toen een mannenstem door de ruimte galmde.
'We zijn hier vandaag bijeen gekomen, om afscheid te nemen van Eva van Dongen.' Er viel een ijzige stilte en ik voelde het bloed uit mijn gezicht weg trekken. Blijkbaar kon ik alleen in mijn gezicht voelen en leek alleen lichaam verlamd te zijn. Ik tilde mijn hoofd op wat al gauw mijn latere vermoeden bevestigde. Ik keek neer op mijn eigen lichaam en zag hoe mijn armen en benen netjes waren opgesteld. Ik had een zwarte broek aan met daaronder mijn lievelings laarzen. De laarzen sloten altijd feilloos aan op de huid en had een lekkere zachte zool vanbinnen. Daarom waren het ook mijn lievelings laarzen. Daarboven had ik een van mijn netste blousejes aan. De mouwen waren netjes opgestoken en om mijn pols blikte mijn armbandjes in het licht. De blote huid op mijn armen zag er bleek uit en de houding waarin mijn lichaam zich bevond was levenloos. Ik keek naar mijn borst en lette op mijn ademhaling. Maar tot mijn schrik bewoog mijn bost niet op en neer zoals hij zou moeten. Hij lag bewegingloos. Doodstil.
'Eva van dongen was een geliefde, zus, vriendin en collega.' Galmde de stem weer door de ruimte. Ik hield mijn adem in, wat geen probleem leek te zijn, en luisterde aandachtig naar de gezegde woorden. 'Het doet ons verdriet om afscheid van haar te moeten nemen. Ze was een lieve vriendin en een geweldige collega waar je altijd op kon vertrouwen. Mensen helpen was haar werk, haar streven en zelfs haar leven. Ze was nog jong, heeft al veel bereikt in het leven maar kon niet langer onder ons zijn. Afgelopen zondag had ze ons verlaten en had een lege on opvulbare plek achter gelaten. Lieve Eva, je staat in onze harten geschreven, en zo zullen we je nooit vergeten.
Ik slikte en voelde de tranen in mijn ogen branden. Het plafond boven mij werd wazig en ik knipperde hevig om de tranen binnen te houden. Ze dachten dat ik dood was, maar ik ben helemaal niet dood. Hoe konden ze dat nou denken. 'Wolfs, iemand? Ik ben niet dood!' schreeuwde ik uit. Maar het enige geluid dat uit mijn keel kwam was een krakend zacht geluid. Als het geluid van een radio die van de frequentie afloopt en geen ontvangst meer heeft. 'Alsjeblieft iemand?!' smeekte ik. Maar met net zo veel resultaat als de eerste keer. Ik had geen stem meer. Mijn stem was weg. Echter, verscheen er nu wel een gestalte boven mij. Hij stond naast de kist en keek me spottend aan. Er borrelde afschuw in mijn maag en een misselijkheid gevoel kwam naar boven. De man die op me neer keek was mijn vader. De klootzak die mijn jeugd verpest heeft en dood moest zijn. Waarom was ik dood. Hij moet hier liggen. Niet ik. En hoe durfde hij op mijn begrafenis te komen. Van alle mensen op de hele wereld was hij het minst welkom.
Mijn ogen vielen op een kleinere vrouw die half verscholen stond achter de rug van mijn vader. Ze had bruin haar en betraande ogen. Ik herkende haar, ze leek op mij. Of ik leek op haar ze was immers mijn moeder. Naast haar stond weer een man. Of nog eigenlijk een jongen. Het was de jongere Maurice uit onze kinderjaren. Ik herkende het jonge bekkie van mijn broertje als de beste. Maar wat doen zij hier en waarom lig ik hier? Ik wil dit niet. Ik hoor daar te staan, naast mijn broertje kijkend naar onze ouders. Anders om, niet dit.
De gedaantes verdwenen en daarvoor in de plaats verschenen, Mechels, Romeo en Esmee. Mechels had een bloem in haar handen en Romeo had een arm om Esmee haar middel geslagen. Over Esmee haar wangen rolden tranen. Haar schouders beefde en snikte luid. Romeo wreef over haar arm, drukte haar tegen zijn borst en plante een kus in haar haar. Mechels huilde niet, maar ik zag het verdriet in haar ogen. Ze legden alle drie een witte roos in de kist en verdwenen. 'Romeo, mevrouw Mechels!' Riep ik ze na. Ik kreeg geen gehoor. 'Esmee.' Probeerde ik twijfelachtig. Zij was immers ook overleden. Maar geen van hen draaide zich om of leek mij gehoord te hebben.
Marion en Fleur verschenen boven de kist. Beiden met rood doorlopen ogen en tranrn nog op hun wangen. 'Oow Eva.' Stamelde Marion en Fleur snikte luid. Een traan biggelde over mijn vriendin haar wang naar het puntje van haar neus en drupte naar beneden in de suède stof waarop ik lag. Een hand werd op Fleur haar schouder gelegd en de betreffende persoon dook naast hun op. Wolfs. Mijn hart maakte een sprongetje voor zover dat kon en ik haalde opgelucht adem. 'Wolfs. Help me alsjeblieft. Ik ben niet dood!' ze reageerde niet. Ze konden me gewoon niet horen. Het leek alsof mijn stem op een andere frequentie zat, te laag, of te hoog voor hun oren om het te horen.
'Ze ging veel te vroeg.' Jammerde Marion. Wolfs knikte maar zei verder niks. 'Waarom kon ze niet langer onder ons blijven. Ze verdient z'n abrupt einde niet.' Weer knikte Wolfs en streek steunend een pluk haar achter Marion 's oor. 'Marion, Fleur! Alsjeblieft luister naar me!' 'Het is goed nu.' Verbaasd keek ik Wolfs aan. Wat zei hij nou? Het is helemaal niet goed nu. 'Ze is nu op een mooi plekje, boven In de hemel bij god, of in een van de sterren in het heelal. Niemand weet precies waar ze is, maar ik weet dat waar ze i, het goed is.' Nee nee nee, jammerde ik. 'Verdomme Wolfs, waarom zeg je dat! Ik ben hier recht onder je neus en ben niet dood.' Marion snikte luid en ook ik kreeg tranen in mijn ogen. 'Dank je wel.' Mompelde de ze en zette een stap naar achteren waarna ze samen met Fleur uit het zicht verdween. Of ze mij nou bedankte of Wolfs voor zijn woorden wist ik niet. Ik ging maar van allebei uit en keek naar Wolfs die als laatste boven mij hing. 'Eva.' mompelde hij mijn naam. Zijn stem beefde van het verdriet. De sterke man, die net nog Marion getroost had en zijn verdriet wist te onderdrukken, stond nu voor me met zijn ogen vol tranen. 'Oow Eva, Eva Eva.' Jammerde hij en boog dichter naar mij toe. 'Wolfs.' Huilde ook ik. Waarom zien ze het niet dat ik nog leef. Waarom ben ik dood. Waarom horen ze me niet? 'Eva ik laat het niet altijd zien en ik heb het ook nooit gezegd, maar ik hou zielsveel van je.' Verbaast en met mijn blik vol tranen keek ik naar de man boven mij. Hij zij dat hij van me hield. Hij houdt van mij. 'Ik ook van jou.' Fluisterde ik zacht terug. Hij snikte en veegde de tranen van zijn wangen. Zijn helderblauwe waren rood doorlopen van het huilen. Zijn pretoogjes, de aanstekelijke twinkeling waar ik zou van hield was verdwenen. Zijn schouders waren voorover gebogen door het verdriet dat er aan hing en zijn liefdevolle glimlach, die zo verleidelijk en uitdagend kon zijn dat ik mijn mond vol op de zijne wilde drukken, was in geen dagen of weken te bekennen. Hij zag er gebroken uit. Vernielt en kapot gemaakt door het verdriet.
'Nou dit is dan het afscheid.' 'Nee, nee, nee, neee alsjeblieft. Laat me niet alleen. Ga niet weg alsjeblief!' Jammerde ik wanhopig. Ook bij mij stroomde de tranen over mijn wangen en mijn hard bonkte in mijn keel. Romeo verscheen weer boven de kist en tilde samen met Wolfs het deksel er overheen. 'Nee alsjeblieft' ik trapte wild met mijn voeten en krijste het uit om gehoord te worden. Het licht in de kist werd minder en de kier tussen het deksel en de kist werd kleiner. Het witte licht dat tussen de kier door scheen verlichte het boeket dat op mijn borst lag. Mijn blik viel weer op de lelie die buiten het boeket viel. De bloem die ik er terug in heb willen steken maar er geen kans meer toe kreeg. Nu zou de bloem er voor altijd uit liggen. Niemand die het nog op zou merken. Niemand die het ooit nog zou zien. De ontsiering, de fout, zou met mij begraven worden. En niemand zou er van weten. De kier werd steeds kleiner en kleiner en verdween.
JE LEEST
Tweestrijd
FanfictionEva heeft al een tijd lang last van nare nachtmerries. Wolfs maakt zich zorgen en wilt dat ze met iemand gaat praten. Eva ziet dit niet zitten en zegt dat ze het zelf oplost. Maar valt het wel op te lossen en wat is de reden achter haar nachtmerr...