Hoofdstuk 29

849 43 15
                                    

Sorry, het is echt een heel erg hoofdstuk :$$$

Ik heb het verpest. Ik heb het helemaal verpest. Ik was al mijn beste vriend kwij, maar nu ook mijn partner. Na ruim 9 jaar stopt het. Na 9 jaar samen, door weer en wind, in luchtige en heftige zaken, zelfs in voor en in tegenspoed. We waren een top duo. Andere vonden ons het beste recherche team uit Maastricht. Niet dat ons die titel echt iets aan ging, het ging ons om het werk wat we deden. Criminelen vangen en mensen helpen, daar ging het om. En ik deed het ook met niets of niemand liever dan met Wolfs. Wij losten de moeilijkste zaken op en maakte de heftigste dingen mee. Niets kon ons breken. Dachten we. maar die verdomde dromen en die ondragelijke stem had ons kapot gemaakt. Vernielt. Er was niks meer van over.
'van Dongen.' Hoorde ik Mechels mijn naam roepen. Met mijn blik op de grond gericht, duidelijk bedoeld om alles en iedereen te ontwijken, sjokte ik naar Mechels haar kantoor. Dit was het dan. Het einde van ons duo. Ze wees naar de stoel dat ik kon gaan zitten. Ik lachte vriendelijk en sloeg haar aanbod af. Ook al zouden mijn benen er wel heel blij mee zijn als ik zou gaan zitten. Maar omdat ik dit snel achter de rug wilde hebben, bleef ik staan.
'Wolfs heeft mij het een en ander vertelt.' Ik knikte afwezig en maar half luisterend. Ze praatte verder. Ik zag haar lippen op en neer bewegen en haar vingers met een pen spelen. Haar ogen stonden streng en keek me fijntjes aan. 'Ik ben geschrokken.' Ving ik op. Niet meer dan dat. Ik hoefde ook niet meer te horen. Ik hoefde niet meer te weten. Ik wilde hier het liefst zo snel mogelijk weg. Ik wilde dat het klaar was. 'Eva.' Ik keek op. 'Ik wil dat je naar huis gaat. Je wordt van de zaak gehaald en Romeo vervangt je.' Ik knikte. Ik zei geen boe of bah, maar gaf een kort knikje. Ik had heel het gesprek geen woord gezegd. Ik wist niet wat ik moest zeggen. Het gene wat ik zei was toch verkeerd en zou de hele situatie niet redden. Ik ging naar huis. Hier had ik niks meer te zoeken.
Thuis had ik de laptop opgestart en de koffie aangezet. Geen idee hoe ik thuis was gekomen maar ik was blij dat ik weer alleen was. Het was 4 uur. Wolfs zou over een uurtje komen. Maar na die ruzie van vandaag betwijfelde ik of hij nog wel kwam. Om 6 uur hoorde ik de deur opengaan. Hij liep gelijk door naar boven en ging 10 minuten later weer de deur uit. Ik luisterde naar het brommende geluid van zijn motor buiten dat langzaam vervaagde. Hij reed de staat uit. Weg. Weg van de Ponti en weg van mij. Hij had vast zijn spullen gepakt en zat nu ergens in een hotelletje in het centrum. Het voelde nu al leeg zonder hem.
Een half uur was verstreken sinds zijn vertrek en nog steeds had ik niks meer gehoord. Al die tijd zat ik aan de keuken tafel. Te wachten en te hopen. Ik kon hem gaan zoeken. Alle hotelletjes langs en rond vragen, maar had de puf er niet voor. Ik was moe, kapot en gebroken. Maar slapen kon ik niet. Ik was veel te moe om te slapen en mijn gedachten veel te druk. Al die tijd zat ik stilletjes in gedachten aan tafel, half te slapen en half wakker. Elke keer wanneer ik in slaap dreigde te vallen nam ik een slok koffie. Het hielp eventjes en eventjes kon ik er weer tegen aan. De computer die al die tijd aanstond was in slaapstand gegaan. Nadat ik hem had aangezet had ik hem niet meer aangeraakt en staarde al die tijd recht voor me uit de keuken in. De keuken was donker, de lichten waren gedimd en alle potten en pannen stonden ongeroerd op hun plek. Keurig opgeruimd. Niets voor hen, op dit uur. Het was etenstijd of al voorbij etenstijd, maar waren nog steeds niet gebruikt vanavond. Ik luisterde naar het zachte gebrom van de koelkast en zoemende geluid van de lamp boven de tafel. Mijn ogen werden zwaar en voelde mijn hoofd zakken. Verbaasd schrok ik op. Ik kon niet slapen. 'Wakker blijven.' mompelde ik en schonk een nieuwe kop koffie in. Toen de laatste druppel koffie uit de thermoskan in het kopje viel, schoof ik de kop woest van me af. De koffie klotste over de rand en ging over de tafel.
Geïrriteerd stond ik op van tafel en keek neer op de bruine plas koffie voor me. Het is maar koffie hoor. Ik schoof mijn handen in mijn haar en zette mijn kaken stijf op elkaar. 'Tis maar koffie, tis maar koffie.' Siste ik kwaad tussen mijn tanden door. Ik schoot in de lach. Een enorme schaterlach vulde mijn borst en ik gierde het uit. 'Het is maar koffie!' en ik maak me er kwaad om. Wat is er mis met mij. Ik verstijfde en liet mijn handen vallen. 'Er is zo veel mis met mij. Dit gaat niet goed. Dit gaat fout. Helemaal fout. Fout, fout, fout.' Ik beende door de keuken. Naar het aanrecht en terug naar de tafel om vervolgens weer naar het aanrecht te lopen. Waar ik de kracht in mijn benen vandaan haalde wist ik niet. Het snoepte van mijn verstand of zo. Het zuigt mijn hoofd leeg of heeft invloed op mijn gedachten. Abrupt hield ik mijn pas en liet me op de grond vallen. Ik kon niet lopen. Dat kost te veel energie. Het vreet van mijn verstand en ik moet helder blijven dus dat kan niet. Daar zat ik dan, midden op de koude keuken vloer. Maakt mij het uit. Nee eigenlijk niet. Het was ontspannend. Het voelde goed mijn benen zo rust te geven. Ik hoefde niet te ijsberen dat kost te veel moeite. Dit gaat beter. Langzaam wiegde ik heen en weer. Van voor naar achter. Van voor naar achter. En weer van voor naar achter. Een scherpe schaterlach vulde de keuken. Het was zo scherp dat mijn oren pijn deden. Ik zette mijn handen op mijn oren en sloot ze af om de herrie te dempen. Na een tijdje stopte de lach, ik haalde mijn handen van mijn oren en verplaatste ze naar mijn keel. Mijn keel brandde, het deed pijn door het harde lachen. Ik was degene die zo belachelijk lachte. Ik was het. Ik. Ik begon weer te wiegen. Ongelooflijk. Ongelooflijk dit. Ik. Dit gaat fout. Fout, fout, fout. Ik draai door. Ik word gek. Ik ben al gek, sterker nog ik ben knettergek. Ik zit op de keuken vloer een beetje heen en weer te wiegen. Waar is Eva. Waar is die sterke Eva naartoe. Ik ben zwak. Nietig en slap. Niets waard en gek. Dat vooral. Gek op Wolfs. Ik gromde, en zette mijn kaken nog eens stijf op elkaar. 'Dit is allemaal jouw schuld. Als jij die nachtmerries niet had gestuurd was dit niet gebeurd. Dan was ik nu niet doorgedraaid en zat ik niet te grommen als een hond op de keuken vloer. Jij hebt me kapot gemaakt!' Nee, dat was je zelf. 'jij doet dit met me.' Nee, dat doe je echt zelf. 'Niet' wel. Verdomme. Wie besloot er niet meer te slapen. Wie heeft er hier nu ernstig slaap gebrek. 'ja, ja, ja. Maar wie zette me tot niet slapen aan.' de stem bleef weg. Eindelijk was ze stil. Opgelucht haalde ik adem en keek naar de gemorste koffie voor me. 'Doekje.' mompelde ik en vond mijn weg naar de keuken. 'De koffie mag geen vlekken achter laten, dat krijg ik er nooit meer uit. En het moet wel weg natuurlijk.' knikte ik en wrong tegelijkertijd een vaatdoekje uit. 'Weg. Vlekken weg.' ik beende stevig, voor zover dat ging, terug naar de tafel. Onderweg hield ik mijn pas toen ik de deur boven in het slot hoorde vallen. Maar al te bekende voetstappen klonken op de trap en even later verscheen Wolfs om het hoekje van de keuken. Hij liep de keuken in, wierp me geen blik toe en liep straal langs me heen. Het borrelde vanbinnen. Ik vormde mijn handen tot vuisten en voelde het bloed er uit weg stromen. 'Hoi.' zei ik droog. Mijn stem klonk nog hees van het lachen. Wolfs zei niks, pakte zijn spullen bij elkaar en liep neuriënd door de keuken. Hij haalde echt het bloed onder mijn nagels vandaan. Ik kon hem wel... 'Jij daar!' Gilde ik door de keuken. Hij heef zijn hoofd maar bleef met zijn rug naar mij toegekeerd staan. 'Ja jij daar. Jij doet dit. Je speelt met me. Verleid me en maakt me gek. Letterlijk.' Hij draaide zich om. De blik in zijn ogen was kil. Emotieloos. 'Jij doet dit met me. Door jou draai kan ik niet meer helder denken door. Door jou draai ik door.' ik hijgde, nog half op adem komen van mijn uitbarsting. Mijn hard bonkte in mij keel en woedend keek ik hem aan. 'DIT IS ALLEMAAL JOUW SCHULD!' Blèrde ik door de keuken. Ik voelde de lucht trillen en mijn benen shaketen. Het feit dat hij nog steeds niks zei maakte me razend. Het was ongelofelijk hoe hij mijn leven zo beïnvloede. Ik kon niet van hem houden, ik kon ook niet normaal vrienden met hem zijn, en vijanden of zoals we nu doen al helemaal niet. Het probleem had nooit bij mij gelegen. Ik kon helder denken totdat zij zich er mee ging bemoeien, jaren ging het goed, maar door haar had ik Wolfs in minder dan een week tijd tot drie keer bijna gezoend. En zij was hier. Zij was zo aanwezig omdat Wolfs hier was. Ik lachte. 'En ik maar denken dat wakker blijven een oplossing zou zijn.' dit trok Wolfs zijn aandacht en ontzet draaide hij zich om. het probleem staat recht voor mijn neus. Al die tijd was de oplossing zo dichtbij maar ik was te bind om het te zien, kon niet helder denken en zag wazig. Hij was het probleem. Dit moest stoppen voordat het te laat is. Opgeven is geen optie. Ik moet mezelf redden nu ik nog te redden val. Het onkruid met wortel en al uit de grond trekken. De stier bij de hoorns pakken. Dit probleem uit de weg ruimen. Ik pakte mijn wapen uit het holster en hield het strak voor me uit gericht. Wolfs deinsde achteruit. Geschrokken van mijn wapen dat ik recht op hem gericht hield. Ik volgde nauwlettend zijn bewegingen met de loop van mijn wapen en schoot. Mijn oorvliezen trilden door de harde klap die door de keuken galmden en mijn handen bewogen op en neer door de klap uit het wapen. Een rode plek vormde op Wolfs zijn voorhoofd en zijn lichaam viel als een zak zout achterover. Ik hoorde zijn schedel kraken op de stenen keukenvloer. Niet dat dat nog pijn zou doen, hij was dood. Opslag dood.

Tweestrijd   Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu