Hoofdstuk 43

1.4K 90 9
                                    

Ik lig te woelen in mijn bed. Ik kan mijn hoofd maar niet van vandaag af houden.
Wat gaat er overmorgen gebeuren? Wat gaan we er tegen doen? Wie gaan het overleven..
Ik ril er nu al van, het gevoel dat een deel niet zal terug keren.
Vannacht zijn de eerste mensen op pad om op onderzoek uit te gaan, te kijken of het écht waar is wat ik heb gezien. Matteo is één van die mensen.
Ik zucht. Ik moet wat slapen want als het waar is over wat ik heb gezien, heb ik mijn slaap erg nodig.
Ik sluit mijn ogen en concentreer me op mijn ademhaling. Binnen enkele minuten ben ik weg.

5 oktober, 5 oktober, 5 oktober.
Ik sta midden in een grote zaal. Zaal? Je kan het meer een open ruimte noemen.
'Schiet op, we moeten naar het dak!' Roep ik.
Eva komt naar me toe gehold met achter haar Matteo, Thom, Erik, Maya en helemaal achteraan Tyler.
'Ze zijn al op de derde verdieping!' Roept Tyler.
Mijn hoofd raak in paniek. Waar naartoe? Hoe moeten we ooit op het dak komen?
'Luna! Kom op, waar is de uitgang?' Roept Thom zenuwachtig.
'Ik heb geen idee! Mijn visioen begon op het dak.' Zeg ik. Ik loop zenuwachtig heen en weer en kijk nog een paar keer goed om me heen.
'Daar!' Roept Maya. We kijken allemaal tegelijk waar Maya naartoe wijst.
Ze wijst naar een deur waar groot opstaat: exit.
Wauw Luna, hoe dom kan je zijn.
We rennen erop af maar zodra we de deur naderen, klinken er schoten. We doen allemaal tegelijk onze handen omhoog.
'Leg jullie wapens neer, Luna loop rustig hier naartoe.' We draaien ons om. Één enkele soldaat van mijn vader staat op deze verdieping.
'Versterking nodig, verdieping vijf. Ik herhaal, versterking nodig, verdieping vijf.' Zegt de man in zijn walkietalkie.
'Luna, het is afgelopen met het spelletje, game over,' zegt de soldaat.
'En ik zei WAPENS OP DE GROND!' Schreeuwt hij erachteraan.
Ik pak mijn pistool en ik richt het op hem. Hij laad zijn wapen en richt het op Tyler.
'Wat nou als ik jou schiet?' Zeg ik met een geniepig glimlachje.
'Als je mij schiet,' zegt de soldaat, 'dan is je broer er geweest en wordt je alsnog gepakt.'
Ik kijk naar Tyler. Hij is wit weggetrokken.
'Luna, geef het op, je hebt toch verloren.'
Nee Luna! Dat heb je niet! Als je hem gewoon neerschiet voordat de rest eraan komt en dan zo snel mogelijk naar het dak rent, dan, dan is er een mogelijkheid om hier weg te komen, voorgoed.
Maarja, dat is makkelijker gezegd dan gedaan.
Ik sluit mijn ogen. 'Luna, niet doen,' Zegt de soldaat. 'Het heeft gevolgen voor je broer,'
Ik schiet en het raakt de soldaat recht in zijn hoofd. Gelukkig heeft hij in de tussentijd niks afgeschoten.
Ik voel een schouderklopje op mijn rug. 'We moeten blijven bewegen, ze weten waar we zijn! Hup naar het dak.'

Bezweet en happend wordt ik wakker. Ik kijk om me heen en besef me dan pas dat het niet echt was.
Ik sluit mijn ogen even en neem een diepe zucht.
Ik stap uit bed en loop naar het kleine badkamertje. Ik plons wat water in mijn gezicht en ik naar mezelf in de donkere spiegel. Ik sluit mijn ogen weer even. Dan voel ik een hand op mijn mond en open ik mijn ogen zo snel als ik kan. In de spiegel zie ik het spiegelbeeld van mijn vader. 'Heb je me gemist?' Zegt hij geniepig en ik raak in paniek.

Ik schrik wakker en ik kijk recht in de ogen van Matteo.
Hij houdt zijn hand voor mijn mond en hij heeft zijn wijsvinger op zijn lippen Het teken dat ik stil moet zijn.
'Wat doe jij hier? Ik dacht dat je op missie was?' Fluister ik zacht.
Hij knikt.
'Dat was ik ook, tot ik besloot terug te komen.'
'Waarom?'
'Omdat ik iets hoorde, Luna, iets wat me vrij bang maakt.' Ik kijk hem vragend aan.
'Kom naar buiten.' Zegt hij en ik knik.

Matteo verteld dat hij een ding hoorde, in zijn gedachtes.
Zo had hij voordat ik mijn visioen kreeg, de datum 5 oktober al in zijn gedachtes.
Hij had zich er niet veel van aangetrokken maar hij maakt zich toch zorgen.
Zelf geloof ik niet dat het iets anders speciaals is. Misschien klinkt het egoïstisch, ik weet het maar iedereen denkt toch weleens aan een datum of niet?
We dwaalde daarna al snel van het spoor af en begonnen langzaam weer te praten of er wat er nou precies fout was gegaan voor de simulatie.
Ik heb hem uitgelegd dat mijn gevoelens voor hem niet anders waren. Ik zag voor het eerst weer een glimlach op zijn gezicht. We hebben een tijdje lang zonder iets te zeggen naar elkaar gestaard. Ik besloot toen om maar weer naar mijn huisje te gaan.
'Ik zie je morgen.'
Ik knik. 'Tot morgen.'

The SimulationsWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu