Hoofdstuk 3

308 24 2
                                    

Maandag. De maandag van het bezoek. Mijn vader en ik, we zijn opgehaald door een koets en nu zijn we onderweg naar de heer Gerard. Ondanks dat het nog frisjes buiten is, heb ik klamme handen van het zweet. Ik heb mijn netste jurk (zie foto) aangetrokken, mijn haar opgestoken en make-up opgedaan. Nerveus staar ik naar buiten. Ik zie het stadje liggen, de 2 kerken en natuurlijk de kerktorens die hoog boven de rest uitsteken, de huizen van de rijken, de huizen van de armen, het bos met alle bospaden, het meertje met alle vogels. De paarden stappen verder en de koets wiebelt zachtjes. "We zijn er bijna." Ik kijk mijn vader met grote ogen aan. "Nu al?" Ik probeer mijn wild kloppende hart onder controle te krijgen. De koets gaat nog een stukje verder, maar stopt dan dan toch. Voor een groot huis, een duur uitziend huis. Mijn hart gaat nu als een razende tekeer. Ik heb een droge mond en probeer te slikken. Mijn vader stapt de koets al uit en bied mij zijn hand aan. Het is een prachtig huis, met klimop tegen de muren. Dat vindt tante Rosafiere leuk. Maar wat een enorm huis, daar zal ik sowieso in verdwalen. Een butler wacht ons op en begeleid ons naar binnen. Daar neemt hij mijn mantel en handschoenen van mij aan en loopt ermee weg. Ik kijk bewonderend om mij heen, een hoge hal met veel schilderijen. Een andere man komt en begeleid ons naar een woonkamer. Met natuurlijk peperdure spullen en meubels. Ook deze man loopt weer weg en weer een andere komt met een kar thee aanzetten. Hoeveel personeel hebben ze hier wel niet? Tante Rosafiere heeft in haar kasteel ook een hoop mensen rondlopen, wat ze zelf onnodig veel vindt, maar niet zoveel als hier. Ze heeft wel eens verteld dat ze, toen ze er net kwam wonen, iedereen wou ontslaan en het zelf wou doen. Maar dat ze het niet over haar hart kon krijgen. Anders zouden zo veel mensen zonder wek zitten en alleen maar omdat zij het niet zo leuk vindt dat er veel mensen in haar huis rondlopen. Mijn moeder heeft daar veel minder last van, die heeft het liefste altijd een aantal dienstmeisjes om haar heen. Ikzelf ben erg gehecht aan mijn dienstmeisje Sanne en ik vind het fijn dat het huis wordt schoongemaakt, het eten voor mij wordt klaar gemaakt en ikzelf niet naar de markt hoef. Misschien ben ik daarin een tutje. Maar zo ben ik ook opgegroeid, er stonden altijd een gouvernante en een dienstmeisje voor mij klaar. Totdat ik geen gouvernante meer nodig had, nu is een dienstmeisje genoeg. Ik bedank de man voor de thee en neem gespannen een slokje. "Au! Heet." Mijn vader slaakt een zucht en nipt aan zijn eigen thee.

De deur wordt opengegooid en een drietal heren stappen de kamer binnen. 2 zien eruit als werknemers, maar de laatste heer ziet eruit alsof hij tot een hoge stand behoord. Ik zie het aan zijn duur uitziende kostuum, zijn leren schoenen, zijn arrogante houding, aan alles. Snel schat ik hem in. Hij is niet heel lang, waarschijnlijk ben ik een paar centimeters groter dan hem. Hij is ook niet heel knap, hij heeft een lange haviksneus, een dunne, maar wel brede en boos uitziende  mond en kleine, priemende ogen, zijn haren hangen vlassig en futloos langs zijn bolle gezicht en hij is stevig gebouwd. Maar desondanks kan ik toch zien dat deze heer flink wat kracht in zijn armen heeft, aan de manier waarop hij zijn armen buigt tijdens het lopen. Ik ben een beetje geïntimeerd door deze imponerende verschijning. Ik krijg spontaan koude rillingen die over mijn rug trekken. Het zweet breekt me uit, dit is toch niet mijn toekomstige echtgenoot? Hij ziet er eng uit. Daarbij ziet hij eruit alsof hij vaders leeftijd is, niet 26 jaar. Ik merk dat hij me schaamteloos observeert en ik voel zijn ogen mijn lichaam scannen. Ik duw mijn nerveus wiebelende vingers in vuisten en probeer beleefd te glimlachen. Vader staat op en loopt naar hem toe, hij schud de hand van de man. "Mijnheer Gerard, wat een mooi huis heeft u. Prachtig." De heer Gerard glimlacht kort terug. "Mijnheer Theodorus, wat een mooie dochter heeft u. Prachtig." Terwijl mijn vader grinnikt, trekt mijn maag samen. Dit meent mijn vader niet! Ook ik sta op en buig even richting de heer. Hij buigt even kort terug. "Als jij de tuin wilt verkennen, dan bespreek ik met je vader even de zaken." Ik kijk de heer even verbijsterd aan en probeer mijn woede binnen te houden. Wat denkt hij wel? Ik tel tot 3 en knik vriendelijk. De heer wenkt een bediende en deze begeleid mij naar buiten.

"Wat is uw naam, als ik zo vrij mag zijn." Zeg ik om de ongemakkelijke stilte te verbreken. De oude bediende negeert mijn vraag echter en blijft doorlopen. "Hier is de rozentuin. Daar het verblijf van de werknemers. Daar zijn de stallen, wilt u daar even een kijkje nemen?" Ik knik. Ondertussen rent er een hond voorbij en ik schrik even. "Dat is Brutus, die doet u niets." Ik knik en laat het dier even mijn hand ruiken. De hond vindt mij niet zo interessant en rent, zonder te ruiken, al weer weg. In gedachten rol ik met mijn ogen. Het is een prachtige tuin, dat moet ik zeker toegeven. Ik weet alleen niet waar iemand zoveel ruimte voor nodig heeft. Ik bedoel, een rozentuin is mooi, maar wat heeft heer Gerard eraan? En een vijver ten grote van een klein meer, waarvoor? Om in te vissen? Om in te varen? Ik besluit het niet te vragen en loop stilzwijgend naast de bediende. "En hier zijn de stallen, heer Gerard heeft 6 paarden." Waar heeft hij 6 paarden voor nodig? 1 is toch genoeg? Ja, 2 voor een koets en dan nog 1 extra als reservepaard. Maar 6 paarden? We lopen de stal in en ik sta oog in oog met het eerste paard. Een zwart dier met een witte vlek op zijn snoet. Ik stap naar voren om het dier te aaien en beuk per ongelijk iemand omver. "Oh excuses!" Mompel ik snel. Ik kijk naar de persoon die ik heb omgeduwd en mijn hart slaat een slag over. Wauw! De jongen krabbelt overeind en zet een oogverblindende glimlach op. "Geen probleem."

Duna - Bloedband - Boek 2Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu