Hoofdstuk 4

291 22 0
                                    

Ik voel dat ik een beetje rood word en lach ongemakkelijk. "Duna." Stel ik mezelf voor, zo hopen dat hij zijn naam vertelt. "Bent u..." Ik knik, ik ben de toekomstige vrouw van heer Gerard. Dus waarom ben ik dan zo dom bezig? Ik kijk de jongen in zijn blauwe ogen, of zijn ze grijs? "Mag ik uw naam niet weten?" Ik weet dat het eng klinkt, maar ik moet gewoon weten hoe deze jongen heet. Ik weet niet precies wat mij zo aantrekt, misschien zijn het de ogen, misschien zijn gespierde armen of zijn mooie glimlach, misschien wel allemaal, maar ik weet wel dat ik deze jongen heel knap vindt (zie foto). "Jeroen, mijn naam is Jeroen." Hm, dat past ook bij hem. Ik glimlach en kijk de stal rond. "Zou u mij aan de paarden kunnen voorstellen?" De heer die mij hier na toe heeft gebracht is weg, zie ik nu. Jeroen knikt en wijst op het zwarte paard. "Dit is Bliksem, een sterk paard van 3 jaar. Daar moet u niet op proberen te rijden, hij kan erg onvoorspelbaar zijn." Jeroen loopt naar het volgende paard, een bruin paard met donkerbruine manen. "Dit is Lot, als u op een paard wilt rijden, stel ik deze voor. Een lieve merrie van 6 jaar." Ik aai het paard even en loop dan met Jeroen mee naar het volgende paard. "Dit paard is mijn favoriet, Bloem. Ik vind zijn witte vacht met grijze stippen erg apart en hij luistert heel goed. Bloem wordt door heer Gerard vaak gebruikt bij het jagen. En hier is Kala, de naam betekent zwart en ze doet eer aan de naam." Kala is nog een tikje zwarter dan Bliksem en is geheel egaal zwart. "En als laatste hebben we hier een veulentje, deze hebben we nog maar net en heeft zelfs nog geen naam." Ik bekijk het kleine paardje en aai het hoofd. "Is het een hengst of een merrie?" Vraag ik. "Een merrie." Ik voel dat Jeroen naast mij is komen staan en krijg spontaan een aangename rilling. Ik probeer het te negeren en mij te focussen op het rond denderende veulentje. "Juffrouw, heer Gerard en uw vader vragen naar u." De man die mij hier naar toe heeft begeleid, en daarna is verdwenen, is weer verschenen. Ik knik en bedank Jeroen voor de rondleiding. Snel loop ik terug naar het gigantische huis.

"Lieverd, wat vond je nu van de heer Gerard?" We zijn weer onderweg naar huis en mijn vader kijkt me verwachtingsvol aan. Ik kijk hem onderzoekend aan. Wat zou hij willen horen? Dat ik hem eng vind en dat hij mij de kriebels geeft? Of dat ik erg in de war was door de stalknecht? "Hij lijkt me een nette heer." Antwoord ik maar. Ik denk aan mijn gesprek met tante Rosafiere, zij zei dat ik het moest zeggen als ik het niet wou. Ik overweeg het te doen, maar ik houd uiteindelijk toch mijn kaken stijf op elkaar. Net als op de heenweg staar ik naar buiten. Mijn gedachten dwalen af naar Jeroen, de stalknecht. Aan de manier waarop hij tegen me praatte, hoe hij lachte, hoe zijn ogen oplichtte toen hij over de paarden vertelde. Wat is er mis met mij? Ik heb die jongen 1 keer gezien! Boos op mezelf schud ik mijn hoofd en kijk ik geconcentreerd naar alle vogels die voorbij vliegen.

"En? Was hij knap? Hoe ziet het huis eruit? Klopt het van de paarden? Is hij aardig? Wat vond hij van jou? Zie je jezelf al met hem trouwen?" Ik hou mijn handen tegen mijn oren. Sulvi lijkt de hint te snappen en stopt met ratelen. "Het... Eh, lijkt me een nette heer." Zeg ik tegen mijn zusje. Sulvi kijkt me apart aan. "Wat is dat voor stom antwoord? Een nette heer? Je zou toch echt een beetje positiever moeten zijn." Ik haal mijn schouders op. "Wat moet ik anders zeggen? Dat een vonk oversloeg? Want dat was niet het geval." Sulvi kijkt me even onderzoekend aan. "Wil je wel met hem trouwen?" Ik kijk weg. "Wat is dat nu weer voor een vraag?" Mompel ik chagrijnig. "Een hele goede! Duna, je moet wel met hem willen trouwen! Anders moet je nee zeggen. Wat boeit jou het dat vader en moeder dan boos zijn en de familie een slechte reputatie krijgt." Ik schud mijn hoofd. "Hallo! Wanneer de familie een slechte reputatie heeft, kan jij niet met een goed man trouwen en kan Heyle later niet met een goede man trouwen. En kan Elduines niet met een goede vrouw trouwen." Sulvi maakt een wegwerpgebaar. "Wat maakt jou dat wat uit?" Ik draai me boos om en loop bij mijn zusje vandaan. Zij maakt zich dan geen zorgen over haar toekomst, ik doe het wel. En vader kiest of dit de juiste echtgenoot is, niet ik.

Ik loop de woonkamer binnen en zie Heyle met een pop spelen. Het gezicht van de pop is al half gebroken, maar dat lijkt haar niet uit te maken. "Duna? Ga je bij ons weg?" Ik kom bij haar zitten. "Misschien." Heyle stopt met spelen. "Voor altijd?" Ik schud mijn hoofd. "Als ik weg ga, kom ik vaak op bezoek. En komen jullie vaak bij mij op bezoek." Heyle knikt en speelt weer verder met haar pop. Na een poosje stopt ze weer. "Waarom ga je weg?" Ik denk even na. "Een mijnheer is een beetje eenzaam en vind mij wel lief. Daarom wilt hij dat ik met hem ga trouwen en bij hem kom wonen." Mijn zusje knikt weer en speelt weer verder. En stopt weer na een poosje. "Vind je hem ook lief?" Ik bijt op mijn wang en probeer te glimlachen. "Ik ken hem nog niet zo goed. Maar ik denk dat ik hem wel lief ga vinden." Heyle lijkt tevreden met mijn antwoord en speelt weer door. Ik kijk hoe ze aan het spelen is. Ik ga mijn broertje en zusjes wal missen als ik weg ga. En hopelijk mag ik Sanne meenemen, ten minste één persoon die vertrouwd is.

Duna - Bloedband - Boek 2Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu