Hoofdstuk 8

282 23 0
                                    

De dagen glijden langzaam voorbij en ondertussen zijn we 2 weken verder. Ik heb Gerard zo veel mogelijk geprobeerd te vermijden en ik probeer altijd iemand naast me te hebben. Ik heb gemerkt dat Gerard erg agressief is als hij dronken is, het probleem is dat hij altijd dronken is. Hij heeft in de laatste 2 weken een aantal vazen door het huis gegooid, een stoel door een raam gegooid en een heel aantal mensen uitgescholden. Ik ben bang dat dit niet tijdelijk is en dat ik met deze man moet leren leven.

Ik loop samen met Sanne door de gangen van het huis. Ik draag een lichtblauwe jurk met vlinders erop (zie foto). Onderweg komen we Thomas tegen met een jongen. "Goedemorgen Thomas." Groet ik hem. "Goedemorgen mevrouw. Mag ik u voorstellen aan mijn zoon Thom." Ik zie Sanne rood worden en ik duw haar een beetje naar voren. "Aangenaam kennis met u te maken. Dit is Sanne, mijn dienstmeisje." Ze wordt nog roder en buigt even. "Sanne, zou je zo vriendelijk willen zijn om mijnheer Thom een rondleiding te geven. Ik moet even iets met Thomas bespreken." Sanne knikt snel en loopt met Thom weg. Ik denk snel een goede reden waarom ik Thomas per sé alleen moet spreken, ik kan er geen verzinnen. "Ehm, wat ik wou vragen..." Thomas schiet in de lach. "Laat maar mevrouw. Ik wou hetzelfde doen, maar u was me voor. Ik zag dat mijn zoon aan het blozen was." Ik grinnik even en loop dan verder.

"Duna!" Een harde stem vult de gang en ik krimp ineen. "Gerard, zocht je mij?" Ik probeer niet te laten merken dat ik bang voor hem ben. "Jij ontloopt mij. Waarom ontloopt mijn eigen vrouw me?" Ik schud mijn hoofd. "Ik ontloop je niet, we komen elkaar gewoon niet zo vaak tegen in dit grote huis." Hij grijpt me bij mijn keel en duwt me tegen de muur. Ik krijg geen lucht! "Je ontloopt me! Je haat me! Mijn eigen vrouw haat me!" Ik probeer nee te schudden en mijn lippen vormen het woord. De blauwe plek op mijn arm is maar net geheeld en nu krijg ik weer de volgende blauwe plek. Oké, als hij niet snel zijn hand weghaalt, val ik flauw. "Als.. Je... Blieft... Lucht!" Ik probeer het Gerard duidelijk te maken, maar hij lijkt het niet te snappen. Of heeft er geen boodschap aan. Hij is zeker weten weer ladderzat. Ik begin vlekjes voor mijn ogen te zien en ik word licht in mijn hoofd. Mijn tenen en vingers beginnen te tintelen en even later trillen mijn handen en voeten mee. Nog steeds laat hij niet los en ik voel mezelf verslappen, mijn bewustheid verliezen. Nu beven mijn hele armen en benen. Ik probeer nog een keer mijn behoefte voor zuurstof te uiten, maar hij negeert me weer. Hij knijpt nog steeds mijn luchtpijp dicht. Langzaam glij ik in een zwart gat.

Langzaam open ik mijn ogen. Ik merk dat ik in mijn bed lig. Verbaast kijk ik om me heen. Naast mijn bed staan Thomas, Sanne, Thom en Jeroen. Ik kijk hen vragend aan. "Mevrouw Duna, u bent wakker!" Zegt Thomas opgelucht. "Ik vond u in de gang en heb toen Jeroen en Thom geroepen om je naar bed te dragen." Ik kijk de oude man aan. "Bedankt." Mompel ik schor. Sanne geeft me een knuffel. "Doe rustig aan en pas een beetje op. Ik weet niet wat je hebt gedaan, maar je hebt een hele grote blauwe plek rondom je nek." Ik voel voorzichtig en merk dat mijn nek veel zeer doet. Waarschijnlijk kan je zo de hand van Gerard op mijn blauwe plek leggen. "Je moet rust hebben, Jeroen wil jij even bij haar blijven?" Zonder op antwoord te wachten, duwt Thomas zijn zoon en Sanne de kamer uit en sluit de deur.

Jeroen trekt een stoel naast mijn bed en gaat daarop zitten. "Hoe komt dat?" Zegt hij, wijzend op mijn nek. Ik bijt op mijn lip. "Weet ik niet." Jeroen zucht. "Volgens mij weet je het heel goed." Ik schud mijn hoofd. Hij blijft me aanstaren. Ik wiebel een beetje heen en weer. "Hoe komt dat?" Vraagt hij nog een keer. "Volgens mij denk jij te weten hoe het komt, dus vertel me maar." Mok ik boos. "Nou, die blauwe plek lijkt op een handafdruk. Dus ik wil graag weten van wie die hand is." Ik kijk weg. "Wil je me alleen laten?" Hij schud zijn hoofd. "Ik wil slapen." Probeer ik nog een keer. "En ik wil een antwoord." Werpt hij tegen. Ik krijg tranen in mijn ogen. "Ik wil het niet zeggen." Mompel ik. "Wie wat het?" Jeroen klinkt nu heel boos en ik voel me nog rotter. Ik wil hem niet boos hebben. "Het was Gerard." Fluister ik haast onverstaanbaar. Er valt een stilte, ik durf Jeroen niet aan te kijken en hij lijkt een beetje uit het veld te zijn geslagen. Een lange stilte. Een ongemakkelijke stilte.

Ik verbreek de stilte. "Je zegt toch niets?" Hij reageert niet. "Alsjeblieft." Fluister ik er achter aan. "Heeft hij zoiets al eerder geflikt?" Ik schud mijn hoofd. "Alleen dat hij me te stevig vastpakte en ik een blauwe plek op mijn arm had." Ik hoor hem boos zuchten. "Dit is gevaarlijk, hij is gevaarlijk!" Ik knik triest. "Maar hij is mijn echtgenoot." Jeroen staat boos op en begint te ijsberen door de kamer. "Als hij nog een keer zoiets doet, dan kom je bij mij. Ik kan het niet voor je oplossen, maar ik kan je troosten. Beloof je dat?" Ik knik. "Je verteld het me wel. Alles." Weer knik ik. Jeroen knikt ook. "Probeer wat te slapen." Hij gaat de kamer uit en sluit de deur achter zich. Ik haal opgelucht adem, stel je voor dat hij het zou rondbazuinen! Dan zouden ze mij heel raar aankijken. Ik ga ongemakkelijk verliggen. Ik sluit mijn ogen en probeer wat te slapen. Ik weet dat het zinloos is om te proberen, maar ik doe het toch.

Duna - Bloedband - Boek 2Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu