Hoofdstuk 11

206 21 1
                                    

Thuis aangekomen hoop ik Gerard niet tegen te komen, gelukkig heb ik nog steeds mijn eigen kamer. Ik weet niet voor hoe lang nog, maar ik hoop dat het nog een hele poos duurt. Jeroen helpt me uit de koets en ik glimlach naar hem. "Kijk, nu is je glimlach niet oprecht." Fluistert hij in mijn oor. Ik voel een rilling door mijn lichaam van zijn adem in mijn hals. Ik kijk hem wantrouwig aan. Wat wilt hij hiermee bereiken? Hij laat me los en ik loop snel het huis in. Het is nog vroeg, hopelijk is Gerard nog steeds bij de bar en kan ik ongestoord naar bed. Wanneer ik binnenkom hoor ik gegiechel en gekreun. Ik trek mijn wenkbrauwen op. Nieuwsgierig loop ik op het geluid af. Ik kom in een gedeelte waar ik zelf nooit ben geweest. Het geluid wordt harder en ik eindig bij een deur. Nerveus vraag ik me af of ik weg moet lopen of dat ik de deur moet openen. Ik ben bang voor wat achter die deur zit, of liever gezegd: wie achter die deur zou kunnen zitten. Ik wil eigenlijk weer weglopen als ik een hoog gekrijs hoor. Weer sta ik in tweestrijd. Ik besluit toch de deur open te duwen.

Let op: dit stukje wordt gewelddadig!
Mijn adem stopt. Voor mijn ogen ligt een meisje met haar rug op een tafel, haar jurk is omhoog geschoven en zij maakt die aparte geluiden. Tussen haar benen staat Gerard met zijn ene hand op haar heup en in de andere heeft hij een open, bijna geheel opgedronken wijnfles. Ik kan mijn ogen niet geloven, ik wil niet geloven dat mijn bloedeigen man zijn broek op zijn knieën heeft en zich vergrijpt aan een, duidelijk minderjarig, meisje. Gerard ziet mij staan en zijn gezicht betrekt. Hij duwt het meisje van de tafel af en trekt zijn broek omhoog. Het meisje slaakt een pijnlijke kreet, staat op en fatsoeneert haar jurk. Gerard komt op mij afgestormd en gooit in het voorbijgaand een stoel tegen de muur kapot. Ik krimp in elkaar. "Ben jij gek geworden? Jij weet toch dat de bar verboden terrein is voor jou? Moet ik het uitspellen? Ben je verdomme achterlijk?" Ik schud snel mijn hoofd en probeer de deur dicht te doen. Gerard is echter al bij de deur aangekomen en klapt hem open. "Het spijt me." Piep ik terwijl ik snel naar achteren loop, ik bots tegen de muur op en ik zie dat Gerard nog steeds even woest op mij af komt. Ik probeer van hem weg te rennen, maar hij grijpt mijn arm. "Dit is jou schuld! Jij zit nog steeds in je verdomde kamer. Jij slaapt niet met me in een bed. Jij drijft me tot dit! En jij zal ervoor boeten!" Hij trekt hard aan mijn arm en ik val tegen de muur. Zijn hand raakt mijn wang en ik hoor een geschreeuw. Pas een seconde later besef ik me dat die schreeuw van mij afkomstig is. Ik proef bloed en weet dat mijn lip bloed. Hij haalt nog een keer uit en nu raakt de achterkant van zijn hand de huid naast mijn oog. Ik voel in mijn oog een paar adertjes springen. Hij pakt me weer bij mijn bovenarm en gooit me met een zwaai op de grond. Ik probeer weg te kruipen, maar hij duwt me met zijn voet hardhandig op mijn zij. "Jij bent een slechte echtgenote!" Raast hij woest en hij schopt me een paar keer. Elke keer voel ik de pijn: pijn in mijn maag, pijn in mijn arm, pijn in mijn knie, weer pijn in mijn maag. Ik blijf roerloos liggen en hoop dat hij genoeg heeft gehad. Hij is echter nog niet klaar en trekt me aan mijn haren weer overeind. Ik jammer, maar het maakt niets uit. Hij slaat me nog een keer op mijn wang en ik zie dat zijn hand onder het bloed zit, mijn bloed. Hij duwt me nog een keer tegen de muur en stampt dan de gang uit. Het jonge meisje snelt naar mij toe en jammert wat. "Help me overeind, alsjeblieft." Mompel ik zwakjes. Het meisje knikt en trekt me overeind. Ik moet moeite doen om het niet uit te schreeuwen van de pijn. "Waar wil je heen?" Vraagt het meisje terwijl ze om zich heen kijkt. Waar wil ik heen? Goede vraag. "Jeroen." Mompel ik. "Ik weet niet wie dat is." Zegt het meisje paniekerig. "De stallen." Zeg ik moe. Het meisje kinkt en ondersteunt me terwijl we naar de stallen strompelen. Ik zie Jeroen heen en weer lopen. "Jeroen." Ik probeer te roepen, maar er komt niet heel veel geluid uit. "Jeroen!" Gilt hij meisje hysterisch. Jeroen kijkt op en loopt snel naar ons toe. Bij ongeveer een halve meter afstand blijft hij geschrokken staan en bekijkt hij me. Ik zie zijn gezicht niet omdat het donker is, maar ik denk dat zijn zijn ogen groot zijn en zijn mond zal vast een beetje open staan. "Wat is er gebeurt?" Ik antwoord niet, maar hij lijkt het zelf al te weten. "Ik vermoord hem!" Ik schud mijn hoofd. "Troost me alsjeblieft." Jeroen loopt snel naar me toe en tilt me voorzichtig op bij mijn rug en onder mijn knieën. Het meisje staat er een beetje verloren bij. Ik pak een paar muntstukken uit mijn decolleté (blijft handig) en geef het aan haar. "Bedankt. Kan je zo thuis komen?" Het meisje knikt. "Ik loop wel naar huis." Ik schud mijn hoofd. "Wacht maar even, dan brengt Jeroen je even op het paard terug naar de stad." Jeroen schud zijn hoofd. "Ik blijf bij jou." Ook het meisje zucht haar hoofd. "Zo ben ik hier gekomen en zo moet ik ook weer weg, dat was de afspraak." Ik wil tegenstribbelen maar het meisje onderbreekt me. "Ik hoop voor jou dat die enge vent binnenkort een fataal ongeluk krijgt, anders ben ik bang dat jij binnenkort een fataal ongeluk krijgt." Haar harde woorden laten mij schrikken. Ik weet dat ze gelijk heeft, maar ik wil er niet over nadenken. Jeroen draagt me naar het werknemersverblijf. Gelukkig komen we niemand tegen. Hij duwt een deur open met zijn schouder en ik zie dat het een kamer is met 4 bedden. "Wie slapen hier allemaal?" Hij legt me op een van de bedden. "Ik op diegene waar je nu op ligt, die is van Henk maar hij slaapt vanavond bij zijn vrouw en kindje in de stad, daar slaapt niemand en die is van Rens." "Wie is Rens?" Ik voel me een beetje schuldig dat ik bijna niemand bij naam ken. "Een tuinman." Ik knik en ga beter liggen. "Zullen we eerst je gezicht schoonmaken?"

Duna - Bloedband - Boek 2Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu