Hoofdstuk 16

193 21 1
                                    

Ik slik hoorbaar. Gerard kijkt mijn zusje verbaast aan en krijgt dan een uitdrukking op zijn gezicht die ik niet kan plaatsen, dat beangstigd me. "Sulvi, misschien kan je beter vertrekken." Mompel ik een beetje verloren. Mijn zusje kijkt me chagrijnig aan. "Waarom?" Ik probeer een goede reden te verzinnen, maar kan er geen bedenken. Gerard kijkt langs mijn zusje op naar mij. "Waarom heb je haar uitgenodigd zonder het mij te vragen?" Zijn stem laat me inkrimpen en de toon verteld me dat hij heel boos is. Sulvi schraapt haar keel. "Dat was mijn schuld. Ik ben onverwachts langsgekomen." Gerard kijkt haar kwaad aan. "Ik hou daar niet van." Zegt hij met dubbele tong. Sulvi kijkt hem geschrokken aan. "Pardon?" Hij komt dreigend op haar af. "Ik haat het als mensen zomaar langskomen." Snel loop ik naar Sulvi toe en trek haar aan de kant. "Sulvi gaat naar huis." Zeg ik met onvaste stem. Gerard grijpt me bij mijn arm en trekt me opzij. "Ik was met je zusje aan het praten." Ik ga weer tussen hen in staan. "Sulvi gaat naar huis." Zeg ik weer. "Verdomme, ga eens aan de kant!" Gerard pakt me bij mijn gezicht, zijn duim op mijn ene wang en de andere vingers op de andere wang, en en duwt me met geweld naar achteren. Mijn hoofd klapt naar achteren en ik moet moeite doen om te blijven staan. "Hee!" Mijn zusje kijkt  Gerard boos aan en slaat een arm om me heen. "Ga alsjeblieft naar huis." Fluister ik haar toe. Ze schud haar hoofd. "Ik laat je niet achter bij deze gek!" Jammer genoeg heeft Gerard Sulvi's opmerking gehoord en is hij helemaal woest. Hij pakt een vaas van een tafel en goot het door een raam. Vervolgens pakt hij de tafel, waar een seconde geleden de vaas nog op stond, en smijt deze kapot op de grond. "Gek? Wie noem jij gek?" Sulvi kijkt hem met grote ogen aan en ik ga beschermend voor haar staan. "Sulvi gaat nu naar huis." Zeg ik nog een keer. Gerard stapt naar me toe en slaat me vol in mijn gezicht. Sulvi gilt. Hij wilt me weer opzij duwen, maar ik ga niet voor Sulvi weg. "Sulvi gaat weg en ik ga mee." Zeg ik, ik ben helemaal klaar met die vent. Ik zie zijn gezicht nog woester worden en ik duw Sulvi naar de voordeur. Samen rennen we naar de voordeur en ik hoor Gerards voetstappen achter me steeds dichterbij komen. Zo snel als we kunnen rennen we naar buiten. "Naar de stallen." Hijg ik. Samen rennen we naar de stallen, met een woeste Gerard achter ons aan. Het personeel kijkt ons vreemd aan en gaan verder met waar ze mee bezig zijn. Sukkels! Ze zouden ons ook kunnen helpen, maar nee hoor, ze negeren het. Bij de stallen aangekomen kijk ik verwilderd om me heen. "Jeroen!" Jeroen komt te voorschrijn en kijkt ons verbaast aan. "Help." Piept Sulvi angstig. Achter ons verschijnt Gerard. Jeroen kijkt naar mijn vers-geslagen gezicht en naar de duidelijk dronken Gerard, hij spant zijn spieren aan.

"Duna! Vieze hoer! Kom hier. Ik vermoord je. Trut!" Jeroen gaat voor ons staan en zegt met een duidelijke, lage en intimiderende stem: "Mijnheer Gerard, ik raad u aan om terug naar huis te gaan." Gerard kijkt verbaast en ik zie dat, door drank, zijn hersenen niet meer zo snel werken. Jeroen kijkt naar mij. "Pak 2 paarden en vertrek." Ik knik en sleur Sulvi mee. Voor haar pak ik Bloem en voor mezelf haal ik Kali uit de stal. De paarden zijn gelukkig als wel opgetuigd en we stappen onhandig op de paarden. De lange jurk, de onderrok en mijn korset zitten aardig in de weg, maar het lukt me om op Kali te blijven zitten. Samen met Sulvi rijd ik van het terrein af, om de hoek houd ik Kali tegen. "Sulvi, ga naar huis. Ik moet naar Jeroen toe." Sulvi schud ongelovig haar hoofd. "Niets daarvan. Jij gaat met mij mee naar huis." Ik kijk haar strak aan. "Ik ga niet zonder Jeroen." Sulvi slaat haar ogen ter hemel. "Waarom, dat is maar een stalknecht!" "Nee, je snapt het niet! Ik ga niet zonder Jeroen!" Koppig stuur ik Kali iets opzij en ik hoor Salvi achter mij mopperen. Gespannen kijk ik naar het huis, een beetje achter een boom verscholen. Na misschien 3 minuutjes, wat wel een eeuwigheid lijkt, verscheidt Jeroen op Bliksem. Opgelucht haal ik adem en rij naar hem toe. Ik pak zijn hand en breng het naar mijn wang. Ik negeer Sulvi, die alles van een afstandje bekijkt en druk een kus op zijn hand. "Bedankt." Fluister ik en hij glimlacht. "Kom." Jeroen knikt en gebaart dat ik voor mag gaan. Met ons drieën rijden we naar mijn ouderlijk huis. Ik vraag me af wat Sanne gaat doen wanneer ze merkt dat ik er niet meer ben. Als ze het merkt. Dat is gemeen omhaal zo laag in te schatten, zo hoor ik niet te denken.

Bij het huis aangekomen springt Jeroen van zijn paard en bindt hem vast aan een boom. Daarna helpt hij Sulvi van haar paard en bindt die ook aan de boom. Vervolgens helpt hij mij ook van mijn paard en bind die ook aan de boom. Mevrouw Geertje komt verbaast naar buiten en geeft me en knuffel. "Wat doe u hier? Wat ziet u eruit!" Ze bekijkt me even grondig en slaat dan een arm om me heen. "Kom, we gaan naar binnen." Ik wring me uit mevrouw Geertje's omarming en loop naar Jeroen. Hij stond een beetje verloren naar ons te kijken, maar glimlacht nu naar me terwijl we samen naar binnen lopen. Sulvi's gezicht betrekt als ze ons samen ziet. Ik negeer het, ik krijg het later wel van haar te horen. Nu wil ik eerst naar binnen, naar mijn familie. Eindelijk zie ik weer vreugde in mijn leven, heb ik weer zin in de toekomst. Ik weet niet wat we nu verder gaan doen, maar ik ben blij.

Duna - Bloedband - Boek 2Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu