33. Give it back

167 3 0
                                    

Het was een paar dagen na de begrafenis en ik was rustiger geworden.

Ik was weer naar school gegaan en had het niemand verteld.

Op een één of andere manier werd ik nog bozer als mensen met kanker scholden.

Ik lag op mijn bed en keek naar mijn sieraden.

Ik miste nog altijd mijn ene armbandje. Daniel zou hem opsturen maar hoe vaak ik het ook zei, het gebeurde niet.

Ik ging rechtop zitten en keek naar mijn laptop scherm waar Nikky nog altijd drinken was halen.

Ik hoor dat ze haar deur dicht doet en ze gaat zitten.

‘Ik moet toch ooit dat armbandje terug krijgen?’ Vraag ik en zucht.

‘Zoek z’n adres op en ga naar z’n huis,’ zegt ze en grijnst.

‘Ja, dat lijkt me echt een strak plan.’

Maar, zo’n slecht plan was het nou ook weer niet..

Ik kon hem chanteren…

M: Ik wil m’n armbandje hebben.

     Ik denk dat ik hem kom ophalen.

D: Is goed hoor.

Ja, wat nou, is goed hoor? Hij doet het toch niet.

M: Je komt toch niet haar het station. Mag ik je adres?

D: Ik wijs je de weg wel vanaf het station.

Ja, tuurlijk dat zou hij gaan doen. Helemaal waar.

‘Meis, je kan zoiets heus wel in het telefoon boek vinden,’ zegt Nikky.

Ja! Waarom dacht ik daar zelf niet aan?

Ik ren naar beneden en pak het telefoonboek uit het kastje. Ik begin te bladeren. Maar nee, Daniel woont te ver weg.

Ik begin op internet te zoeken.

Ik zie een naam staan met Daniel zijn achternaam. Met een adres erbij.

M: *Adres* Is dit je adres?

D: Hoe weet jij die?

Bam! Sukkel, gevonden.

M: Internet.

D: Haha, stalkertje.

Wat nou stalker? Moet jij het maar opsturen.

M: Ik wil m’n armband. Jij vertikt hem te brengen, omdat je bang bent verleid te        worden. En opsturen doe je toch niet.

D: Kom halen dan. Ik heb een mooi tweerpersoonsbed.

Pardon? Zijn ouders weten niks dus ik vertel ze dan wel als hij niks gaat doen.

M: Maar ik heb nu je huisnummer . Dus je stuurt hem op, of ik bel je ouders.

D: Hahaha en dan zeg je wat aan de telefoon?

M: Haha dan ga ik ze alles vertellen. En reken maar dat ze me geloven.

D: Right.

Typisch mainstream antwoord.

D: But good, ik wil hem best komen brengen.

Bam! Bam! Bam! Ik hou van deze hele macht!

D: Maar daarna is het klaar.

M: Dat was het ook al als je het gewoon had opgestuurd.

D: Kan je donderdagmiddag?

M: Nee dan heb ik fysio. Kan je niet vanavond?

D: Jawel, maar ik ga eerst naar mijn opa en oma.

M: Is goed, ik kom wel en ik wacht.

EINDELIJK!

Dus, die avond zit ik lekker in de trein.

Maar, hij had zijn telefoon uitgezet.

Dalijk komt hij niet.

Hou op, dan ga je Haarlem in.

Ik weet niet wat ik wil.

Ik wil hem niet zien.

Maakt niet uit, je krijgt je armband terug.

De trein mindert vaart en ik zucht een keer diep.

Ik stap te trein uit – maar hij is er niet.

Ik had gezegd dat ik er acht uur zou zijn. Dat duurt nog 10 minuten.

Ik loop snel naar beneden en koop een kaartje.

Ik loop weer naar boven en ga zitten.

Ik zucht weer. Adem halen.

En, je mag hem niet slaan.

En dan, zie ik hem. Hij komt aanlopen en komt voor me staan.

‘Heb je hem mee?’ Vraag ik.

‘Nee, ik heb je hier voor gewoon even naartoe laten komen.’

Ik zucht. ‘Badaap die je bent!’ Roep ik uit.

‘Ik heb hem wel.’

Ik kijk hem schuw aan. Hij haalt hem uit z’n zak.

Ik zucht en trek hem uit zijn handen.

‘Ik haat je,’ zeg ik.

En tja, nu zal ik moeten wachten tot mijn trein komt.

Hij vertelde dat hij bij zijn oma was eten. Ik moet zelfs mijn best doen niet te huilen.

Ik haat je klootzak, denk ik.

Hij vertelt wat dingen, hij zegt wat dingen hatelijk.

Ik kijk hem aan. Zijn haar is korter, en ik begin te lachen. Het ziet er niet uit. Dat ik dat nu pas zie.

Ik kijk hem weer aan. Goed. Hoe kan ik ooit met hem naar bed zijn geweest? Na alles wat hij heeft gedaan? Misschien ben ik dan toch over hem heen.

Ik zucht en ga naast hem staan, leunend tegen de achterkant van het wacht hokje.

Mijn handen zijn koud – ik wil ze warm houden.

Dus ik buig me voorover en leg mijn handen tussen mijn benen. Niemand die het ziet.

‘Lukt het?’ Vraagt hij.

‘Enorm,’ zeg ik.

Hij komt voor me staan en blaast in mijn haar.

Ik ga rechtop staan en doe mijn haar goed.

‘Doe niet,’ zeg ik.

Dan, komt hij gevaarlijk dichtbij.

En je mag raden – ik zal je vertellen, het raden is niet moeilijk.

Hij buigt zich nog verder voorover.

Zijn lippen raken weer, na acht weken, de mijne.

Fuck My Fucking LifeWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu