Het was best vreemd voor Kissa om een laatste keer door die straten te lopen die zo normaal en vertrouwd voor haar voelden.
Op elke hoek lag een herinnering; een verhaal, een avontuur, een gevoel van haar gekke, zorgeloze kindertijd. Die stratenstructuur vol heuvels en bochten en steegjes en zonlicht, had haar gehele kindertijd gevormd, en nu ze dat zou moeten verlaten, leek het toch meer op een vaarwel dan een gedag.
Een vaarwel aan het hoofdstuk van haar leven dat zich nu aan het afsluiten was.
Maar ze had helemaal geen tijd voor een normaal vaarwel - nee; Kissa schoot de straten door. Haar voeten roffelden over de stenen van de stoep, die glommen in de kapot gespatte zonnestralen van de vroege ochtend. Meeuwen kraaiden boven haar hoofd, mensen gooiden de luiken van hun ramen open, hingen de lakens uit, zeiden gedag tegen elkaar en gaven de bloemetjes in de vensterbanken water. Allemaal keken zij Kissa na toen ze halsoverkop langs hen heen raasde. De schaduwen van de waslijnen kruisten elkaar kriskras op de straatstenen. Een paar kinderen lachten, speelden een spelletje.
Kissa's longen brandden. Ze was al te laat; was al te laat omdat de zon al over de horizon heen loerde. Haar benen deden pijn, haar wangen gloeiden, haar haar sprong alle kanten op en nooit had ze gedacht aan het feit dat zo'n zwart uniform wel eens als de binnenkant van de zon zou kunnen voelen. Opgedroogde tranen van het afscheid van zojuist plakten nog tegen haar wangen.
En Kissa gaf niet meer zoveel om beleefdheid toen ze merkte dat het Distelplein één grote menigte was. Het was best wel vreemd hoe anders mensen je behandelden als je zo'n uniform droeg. Normaal zou Kissa al nooit zo'n enorme menigte in gaan - te bang voor onbeleefde burgers, voor gemene opmerkingen over haar armoedige kleding en uiterlijk. Nu sprongen ze voor Kissa aan de kant, en hoewel ze dat niet gewend was, kwam het toch wel handig uit. Grote ogen staarden haar na, maar Kissa had geen tijd om terug te staren; ze duwde zich door de vreselijke drukte heen en net toen ze dacht dat ze het eind doorbroken had, werd ze tegen gehouden door een wachter met een enorme speer die haar terug de menigte in drukte.
Voor haar stond iets wat de mensen hier een "Vitumsstoet" noemden. Het was een stoet aan karren, koetsen, paarden en mensen die allemaal in dienst waren van de Vitum en mee moesten als één van de Vitums zich door het land besloot te verplaatsen. Kissa zag enorme, zwarte paarden met glanzende vachten, ze zag een paar houten karren die beladen waren met allerlei bezittingen en helemaal aan het begin van de stoet, stond een koets die versierd was met allerlei houtsnijwerken en goudblad. De wachter liet zijn ogen over haar heen glijden. Hij leek haar uniform te zien.
'Naam?'
'Eh - Kissa.' Mompelde Kissa vlug. 'Ik eh-'
'Kissa wie?'
Paniek schoot in Kissa omhoog.
Verwachtte hij een achternaam?
En toen plotseling besefte ze zich dat ze naar die ene man moest vragen die toen in het Wadiwachters bij Vitum Onyx was geweest.
JE LEEST
Perimus
FantasyPerimus is één van de grootste rijken die de wereld kent. Het is het mystieke middelpunt van de aarde; daar waar draken verhandeld worden, mensen van over de hele wereld bijeen komen, waar kusten zijn met honderden machtige schepen en fortuinen kunn...