82

231 23 5
                                    

~•~ EIR ~•~

Ze wist wel dat ze veel achter zou laten, dat ze niet alles goed had gemaakt voor ze ging, dat er veel vragen en onafgesloten hoofdstukken rondzweefden, vergane vriendschappen, vaarwels, ik hou van je's en dingen die niet te bevatten waren in woorden, maar ze moest gaan.

Nu of nooit.

Ze vertrokken 's nachts.

Kissa voelde zich vreemd in haar kleren. Ze had zich nooit comfortabel kunnen voelen in de uniformen en jurken en jassen, maar ze voelde zich toch ook echt niet comfortabel in de jutten die ze heel haar leven eigenlijk gedragen had - of; daar op leken. Ze was dat persoon niet meer en nu ze het wel moest zijn, voelde dat ongemakkelijk. Ze zweefde ergens tussen werelden in.

Er werd niet echt een gedag gezegd omdat iedereen zo hard hoopte dat ze terug kwam dat het gewoon verwacht werd van haar. Je gaat nu niet, het is geen vaarwel, je kán nu niet gaan want we hebben je allemaal nodig.

Spreek een vaarwel niet uit en misschien komt die dan niet.

Het ene moment stond ze tussen haar troepen als Vitum en het volgende moment glipte ze door straten als rat.

Er hing een vroege zomernacht in de lucht. De hemel was ijzig helder en hier en daar drupte nog een zomerbui na. Alles was stil. Opiala was nauwelijks veranderd. De spanning van de nacht was nooit verdwenen.

Het was duidelijk dat Nova hier niet vandaan kwam. Ze leek de spanning niet te voelen. Ze wandelde niet alsof ze zich onzichtbaar moest maken. Haar kin hoog, haar rug recht: als je me vindt, dan ben jíj degene die in de problemen zit.

'Had je veel vrienden in de Karkassen?' Vroeg ze opeens.

Kissa keek naar haar opzij. Ze schudde haar hoofd. 'Alleen Sergio.'

'En hij was een... hoe noemen ze zichzelf?'

'Vleermuis, ja.'

Ze waren allebei even stil.

'Je bent nog steeds bang voor ze,' zei Nova vervolgens. Haar ogen gleden kort over Kissa's houding heen.

'Ja,' zei Kissa zacht, in de hoop dat Nova haar volume ook zou dempen.

'Waarom?'

Nova sloeg haar zwaard over haar schouder. Haar gezicht leek angstloos. Ze marcheerde door het midden van de straat en ze zag er een beetje vreemd uit, zo in een doodnormale rok, doodnormale kleding, alsof het haar in de weg zat.

'Omdat ik weet hoe het hier is en jij niet.'

Ze was even stil en hield haar hoofd schuin. Vervolgens, klonken er lage stemmen van verderop.

Nova trok haar zwaard; Kissa duwde haar een steegje in.

'We horen hier niet te zijn, weet je nog?' fluisterde Kissa. 'Zo min mogelijk opvallen en zo.'

Ze hoorde de zware laarzen van de troepen van de Robijnenburcht. De mannen waren luidruchtig. Kissa wist niet zeker of ze nuchter waren of niet.

Nova rolde met haar ogen, maar bleef wel staan. Het was zoals Sergio en zij, rennend voor de mannen van Lavabo, maar nu in een hele andere context en - het leek wel - een hele andere wereld.

'Ze herkennen ons toch nooit,' zei Nova.

'Nee, maar ik denk ook niet dat je rond dit uur van de nacht als vrouw wil rondlopen.'

De lucht was zwart.

'Dit nummer, toch?' zei één van de mannen.

'Jep. Rode deur.'

PerimusWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu