Hoofdstuk 28

91 2 3
                                    

Yasmine

Bijtend op mijn onderlip en met trillende benen wacht ik op een teken van Fleur. Ze zit nu al een anderhalf uur in de kamer en ik begin me af te vragen of alles nog wel goed is. Voor de vijfde keer controleer ik mijn berichten en mijn oproepen om te zien of Fleur me toch niet heeft willen bereiken. Niet dus.

Ik kijk verbaasd op wanneer een oudere vrouw plots naast me komt zitten. Ze ziet er bezorgd en onverzorgd uit wat me doet afvragen of ze hier is voor haarzelf of voor haar man. Ik kan er niet aan denken dat er ook een kans bestaat dat Fleur die kamer uitloopt om me te komen vertellen dat fataal geworden is, ze zou er kapot van zijn en om eerlijk te zijn zou ik niet weten wat te doen. De gedachte alleen al aan Fleur met een nóg meer gebroken hart en nóg iemand minder in haar leven doet mijn maag samenknijpen waardoor ik kotsneigingen krijg.

'Waarom bent u hier?' Ik schrik uit mijn gedachten wanneer de onbekende vrouw me aanspreekt. Niet-wetend of ik hier eerlijk op moet antwoorden of het verhaal moet inkorten, antwoord ik dat ik aan het wachten ben op mijn vriendin.

'Oh.' Antwoord ze dan, het lijkt alsof ze geshockeerd is dat ik 'mijn vriendin' zei alsof ze nog nooit een koppel van hetzelfde geslacht gezien heeft.

Om beleefd te zijn grijp ik mijn kans om in te gaan op haar poging om een gesprek aan te maken, vraag ik: 'En waarom bent u hier?'

'Ze hebben me een paar maanden geleden verteld dat ik kanker heb. Ik heb toen besloten om mijn man niets te vertellen omdat ik hem niet ongerust wou maken. Maar om eerlijk te zijn wist ik ook niet hoe ik het hem zou moeten vertellen. Hoe vertel je aan iemand dat je geliefde kanker heeft dat en dat hij niet weet of hij het gaat redden? Maar het ding is dat ze me een uur geleden gebeld hebben om te vragen of ik zo snel mogelijk kon komen. Ik ben meteen vertrokken omdat ik bang was voor wat ze te zeggen hadden. Het is niet dat dokters iemand gaan bellen voor geen enkele reden. En ik ben nu net te weten gekomen dat mijn kanker naar de rest van mijn lichaam gegroeid is. Ze hebben me nog een maand gegeven.' Onbewust staar ik haar met open mond aan en veeg ik vervolgens mijn wangen droog. Dit is ongelooflijk. Ik had deze vrouw al eerder rond de zeventig geschat, maar desondanks dat dat toch wel een redelijk oude leeftijd is had ik dit niet zien aankomen. Ze was met een lach naast mij komen zitten, en zelfs al zag ze er onverzorgd uit, ze zag er gezond en nog vol leven uit.

'Het spijt me.' Zeg ik omdat ik niets anders kan uitbrengen.

'Jij kan er niets aan doen mijn kind. Het is de natuur, maar het is er een verdomd moeilijke.'

'Waarom heeft u niets tegen u man gezegd?' Vraag ik waarna ze me geschrokken aankijkt en ik me probeer te redden uit deze situatie door te zeggen: 'Sorry, zo was het niet bedoeld. Ik vroeg het me gewoon af omdat, zoals u zei, het toch wel iets moeilijk is. Het lijkt me niet makkelijk om afscheid te nemen van iemand waar je zielsveel van houdt en waar je je hele leven mee doorgebracht hebt.'

'Je moet je niet excuseren. Nu ik weet dat het fataal is, heb ik er spijt van dat ik hem nog niets verteld heb. Ik heb het me enkel nóg moeilijker gemaakt, maar op dat moment wist ik niet dat dat zelfs kon. De grootste reden dat ik hem niets verteld heb is omdat ik bang was. Ik wist dat als ik het hem vertelde het meteen realiteit ging worden. Dan gingen onze conversaties over niets anders gaan dan dat alleen. Ik wou niet altijd opstaan en hem bezorgd horen vragen of ik goed geslapen had en of ik iets nodig had. Dáárom heb ik hem niets gezegd. Maar het was egoïstisch en nu heb ik er spijt van.' Zucht ze. Ik heb enorm veel medelijden met haar, waarschijnlijk zou ik hetzelfde gedaan hebben. Het idee dat ik aan Fleur zou moeten vertellen dat ik ga sterven aan kanker... het grijpt me nu al. Het liefst zou ik de vrouw een knuffel geven, maar doe het niet omdat ik niet weet of ze het zou toelaten.

Because of HerWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu