Hoofdstuk 30

95 1 2
                                    

Yasmine

Hij legt zijn hand dichter bij de mijne alsof ik niet doorheb wat hij van plan is. Nog altijd reageert de barman niet en de rest van het café lijkt te druk in hun eigen gesprekken gezonken te zijn. Hoe geraak ik hier weg? Mijn hart bonst al een kwartier in mijn keel, het begint pijn te doen. Ik wil tegen hem schreeuwen en weglopen, maar na al de films gezien te hebben en het nieuws weet ik niet of dat wel een goed idee is. Ik kijk naar mijn tweede glas cocktail na de eerste in bijna vijf slokken leeg gedronken te hebben. Waar ben ik mee bezig? Ik wou onschuldig iets gaan drinken in een cafétje omdat ik niet alleen wou zijn. Ik had nooit verwacht dat dít zou gebeuren.

'Je bent zo stil.'

'Waarom ik?' Door de angst ben ik niet zeker of ik deze vraag net luidop uitgesproken heb, dat was alleszins niet de bedoeling. Maar de grote ogen die de engerd voor me plots opzet maken me duidelijk dat ik het luidop gezegd heb. Verdorie.

'Je bent de knapste van de boel.' Normaal gezien zou ik dit als een compliment opnemen, maar deze keer had ik liever gehad dat hij me lelijk noemde. Dat compliment staat dus niet meer tussen mijn favorieten, dat is zeker.

Zonder te reageren staar ik terug voor me uit terwijl ik mijn been hysterisch voel trillen. Ik hoop dat hij het niet ziet. Wat als hij plots zijn hand op mijn been legt? Het idee alleen al zorgen ervoor dat ik bijna naar het toilet loop om over de pot te gaan hangen. Dit is beslist de slechtste dag van mijn leven. Zelfs nog erger dan toen Gilles het uitmaakte. Ik word er hysterisch maar langs de andere kant ook bang van dat niemand hier iets verroert terwijl het duidelijk is dat ik lastig gevallen word.

'Laten we naar boven gaan. Ik weet daar een leuk plekje waar het rustiger is dan hier. Ik weet zeker dat het je zal bevallen.' Ik weet niet zeker of mijn ogen nu net naar voren geschoven zijn of dat ik dat ingebeeld heb. Ik voel mijn lichaam niet meer en kan niets zeggen. 'Zwijgen is toestemmen.' Hij neemt mijn hand. Onze aanrakingen bezorgen me kippenvel en ik moet mijn best doen niet in tranen uit te barsten. Als ik nu niets zeg of doe, verlies ik vannacht mijn maagdelijkheid aan deze onbekende engerd die voor me zit.

'Ik wil niet.'

'Dat kan me niets schelen. Je gaat mee naar boven.' Hij gebruikt zijn kracht om mijn stoel brut naar achter te schuiven waardoor ik er bijna van val. Ik ben niet van plan met hem mee te gaan, over mijn lijk.

'Ik ben nog maagd. Het lijkt me beter als ik nu gewoon vertrek.' Waarom ik er aan toevoeg dat ik nog een maagd ben blijft me een raadsel. Maar op dit moment weet ik niets beter te zeggen dan dit.

'Maagden zijn de lekkersten. Je mist wat. Ik zal je alles geven waar je maar over durft te dromen.' Ik proef gal in mijn mond en doe mijn best niet midden in het café over te geven. Bang kijk ik naar de barman die overduidelijk probeert te focussen op het wassen van een glas die hij al een kwartier lang aan het wassen is. Wie is deze man? Waarom is de barman bang van hem? Hem zo bang zien maakt me nog banger dan ik al was. Er is een reden voor waarom deze man zo overduidelijk bang is van iemand die er een nietsnut uitziet tegenover hem.

'Ik zou graag hebben dat je me laat gaan. Ik beloof niets te zeggen. Tegen niemand. Alsjeblieft, laat me gaan.'

'Ik laat mijn prooien niet graag gaan.' "Prooi"? Zo voelt het wel, alsof ik elk moment volledig opgegeten word door mijn predator. Maar wat er gaat gebeuren is nog veel erger dan opgegeten worden. Ik sterf liever dan met hem mee naar boven te gaan, maar het lijkt alsof ik geen keus heb. Weglopen lijkt me het domst wat ik kan doen, ik ben er zeker van dat hij me met gemak zal inhalen en dan zit ik nog harder in de problemen. Ik wil niet vermoord worden of compleet verrot geslagen worden als ik nu heel even op mijn tanden kan bijten en met hem naar boven kan gaan. Ook al wordt dat een trauma, ééntje waar ik nooit overheen zal geraken. Het lijkt me het beste, dus verzamel ik al mijn moed bijeen en schuif mijn stoel verder naar achteren zodat ik weg kan gaan. Ik voel de tranen over mijn wangen rollen, ik heb de moed niet om ze weg te vegen dus laat ik ze staan. Hij neemt mijn arm brutaal vast en trekt me naar achteren. Hij stapt snel voor me en doet teken hem naar boven te volgen. Met moeite loop ik de trappen op. Ik heb het gevoel dat ik elk moment door mijn benen kan zakken. Snel kijk ik nog even naar het café in de hoop dat er iemand mij ziet staan, maar dat is tevergeefs wanneer hij mijn gezicht brutaal vastneemt en het zo duwt dat ik enkel nog naar boven kan kijken. Nu ik hem van dichtbij zie is hij nog enger dan ik verwacht had; hij heeft donkergroene ogen met donkerbruine kringen daarrond, zijn spleetogen maken zijn gezicht marginaal.

'Ik wil dit niet doen.' Zeg ik bang wanneer hij de deur van een kamer opendoet. Er staat een groot bed in de kamer onder een venster met een wit gordijn dat me doet denken aan een horrorfilm, het beschrijft het hoe ik me momenteel voel.

'Lijkt het erop dat het lijkt alsof het me dan nog een klein beetje kan schelen wat jij wilt? Ik wil jou. Nu.' Ik wist al lang wat hij wou doen, maar nu ik de woorden uit zijn mond hoor komen stijgt de adrenaline in mijn lichaam. Ik weet dat als ik hier mee doorga, er geen weg terug is. Maar wat als hij me plotseling achteraan komt en ik het nóg erger maak? Plotseling kom ik met het luminieuze idee, ik kan me wel op het hoofd slaan door daar niet eerder aan te denken. Mijn vader heeft me vroeger geleerd, toen hij me mijn nieuwe telefoon gaf, hoe ik een noodoproep kon doen zonder dat iemand het door zou hebben. Subtiel probeer ik mijn hand in mijn achterzak te steken zonder dat Yannis, althans dat is wat ik vijf minuten geleden begrepen had toen hij zich aan me wou voorstellen, doorheeft dat ik aan mijn telefoon pruts. Ik herinner me niet meer welk nummer ik als noodnummer gebruikt heb, maar bedenk dat dat mijn kleinste zorg is. 'Ik ga mijn tanden poetsen. Dan ruik ik lekker.' Ik wil naar de wc lopen en over de pot gaan hangen, maar bedenk dan dat dit goed is. Als hij naar de badkamer loopt
om zijn tanden te poetsen, heb ik de kans om hulp te zoeken. Ik knik en wacht dan tot hij in de badkamer verdwenen is. Snel draai ik me om en neem ik mijn toestel zodat ik een noodoproep uit kan voeren.
'Wat denk je dat je in vredesnaam aan het doen bent?' Mijn adem stokt wanneer ik zijn stem hoor en opmerk dat hij nog opgefokter klinkt dan daarvoor. Ik krijg kippenveel en draai me zo traag mogelijk om zodat ik subtiel mijn telefoon terug in mijn achterzak kan schuiven.

Ik zie hem eng naar me staren en antwoord dan met bevende stem: 'Ik was aan het denken wat je misschien leuk zou vinden. Ik heb het nog nooit gedaan, dus..' Zeg ik terwijl ik zo snel mogelijk afleg voordat er geluid uit mijn telefoon komt. Ik probeer zo overtuigend mogelijk te klinken, als hij doorheeft dat ik iemand gebeld heb dan ben ik er geweest.

'Hm. Heb je besloten?' Opgelucht haal ik adem, het lijkt alsof hij me gelooft.

Ik probeer na te denken aan wat Fleur altijd zegt wanneer ze me wilt en antwoord dan: 'Dat zal je wel zien.', me besluitend dat ik nooit die woorden ga uitspreken tegen een onbekende die op het punt staat me te verkrachten boven een volle kroeg. Dit doet me er terug aan denken: Hoe komt het in vredesnaam dat niemand doorheeft dat hij me mee naar boven genomen heeft? Ik ben misschien niet minderjarig, maar het lijkt me vrij duidelijk wanneer iemand mee naar boven wilt en wanneer niet.

'Ik ben benieuwd.' Hij gaat op het bed zitten en klopt naast hem op het bed om teken te doen dat ik naast hem moet gaan zitten. Wie ik ook gebeld heb, haast je. Alsjeblieft. Ik knik en loop zo traag mogelijk naar het bed waar ik vervolgens naast hem ga zitten. Hij leunt voorover en zodra ik merk dat hij zijn lippen op de mijne wilt drukken draai ik zo snel mogelijk mijn hoofd.

'Waarom stribbel je tegen?' Waar blijft mijn redder in nood?

'Ik zou ook graag even mijn tanden willen poetsen. Ik heb vettig gegeten, dus ik smaak vies.' Het idee dat ik mijn tanden moet gaan poetsen met zíjn tandenborstel doen me kokhalzen, maar het is beter dan hem hier te kussen.

'Natuurlijk.' Zonder hem nog de kans te geven me uit te leggen waar de badkamer is, haast ik me naar de dichtstbijzijnde kamer die hopelijk de badkamer is. Ik heb geluk, ik zie een bad met een hangende doucheknop en een wasbak waar allemaal dingen
op staan. Net wanneer ik wou kijken of ik een bericht gekregen heb van Fleur, hoor ik een zware ademhaling naast mij. Geschrokken kijk ik naast me en zie Yannis naar me staren alsof hij weet wat ik van plan ben. Alsjeblieft, Fleur. Iemand.. Ik begin de hoop te verliezen dat iemand me komt halen. De noodoproep heeft niets geholpen, er heeft nog niemand mij gestuurd of gebeld. Fleur ook niet. 

Zonder dat ik het doorhad liepen de tranen over mijn wangen. 'Waarom huil je?' Snel veeg ik de tranen van mijn wang en kijk hem verbaasd aan. Heeft hij geen idee waarom ik aan het huilen ben? Hij moet echt een psychopaat zijn. 

'Ik euh...' Ik probeer een excuus te verzinnen, iets dat hem niet kwaad zou maken of hem juist meer zin zou doen geven om me hier meteen het bed in te sleuren. Maar er komt niets in me op. Ik durf hem niet te vertellen dat ik bang ben omdat hij op het punt staat me te verkrachten. Ik heb genoeg films gezien en bij elke film met een verkrachting liep het altijd uit op moord of mishandeling omdat het slachtoffer zich te zwak instelde, of juist tegenwerkte. Dat wil ik niet, dus ik besluit mijn mond te houden en gewoon naar de kamer te lopen zodat dit zo snel mogelijk voorbij kan zijn.

Because of HerWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu