2. Een tijdloze film

48 7 24
                                    

Een tijdloze film

'U bent mevrouw Lewis?' Ze schrok zich dood door de onbekende man die haar aansprak. Ze schoot omhoog en liet haar flesje water vallen die over de vloer rolde.

'Ja, dat ben ik.' Ze streek haar rok glad en wilde het flesje pakken, hij was haar voor.

'Fijn om u te ontmoeten, Koa, aangenaam.'

'Wat is Koa?' vroeg ze wat ongemakkelijk terwijl ze toekeek hoe de man de dop van het flesje draaide en wat water in zijn mond goot. Hij had lang haar, wat in een bobbelige knot boven op zijn hoofd was gebonden. Om zijn nek hing een kralenketting met een kruisje wat glinsterde in de zon. Zijn blouse hing los over zijn schouders, de witte stof was niet meer egaal wit en zijn spijkerbroek was afgescheurd. Hij liep op afgetrapte gympen, de veters waren los en ze zag dat hij geen sokken aan had.

'Ik ben Koa.'Zei hij lachend.

'Maar David Cohn zal mij hier persoonlijk ophalen. Hij had mij duidelijk gezegd dat ik met niemand anders mee mocht gaan hier.'

De jongeman zuchtte en schudde zijn hoofd, 'tuurlijk. David Cohn is voor een spoedgeval naar Hhohho, ik ben zijn zoon, Koa Cohn, aangenaam u te ontmoeten.'

'En ik moet je zomaar geloven?'

'Oh, uh, ja?' Hij was duidelijk van zijn stuk gebracht en grinnikte, 'sorry, ik doe dit nooit, want het gebeurt ook nooit. Ik bedoel, de laatste keer dat ik op dit vliegveld ben geweest is alweer zeven jaar geleden. Het verbaast me dat ik de weg nog kende. Maar geloof me alsjeblieft, ik ben Koa Cohn, de enigste zoon van David Cohn, dokter voor AMREF sinds 1974.' Hij keek haar aan met een kleine glimlach en ze haalde diep adem.

'Ik moet je wel geloven, of niet?'

'Doe maar, daar wordt alles makkelijker van, zal ik uw koffers meenemen. Ik kan me voorstellen dat je... u uitgeput bent na zo'n reis.' Ze hoefde niet te antwoorden, hij was al opgestaan en had de koffers opgestapeld en in zijn armen liggen. Hij liep voor haar aan naar de uitgang en ze twijfelde nog even. David Cohn had haar duidelijk verteld dat ze niet met vreemden mee moest gaan. En zodra de deuren van het vliegveld uitstapte was ze in Swaziland, en kon niemand haar meer helpen. Ze was dan echt op zichzelf aangewezen en als dit een verkeerde keus was, kon haar leven afgelopen zijn.

De jongeman keek achterom en zag haar twijfelen.

'Mevrouw, kom mee. Ik heb in de auto zelfs mijn paspoort liggen als je mij niet geloofd op mijn woord.' Zei hij en haalde diep adem. De vrouw was stukken jonger dan hij had gedacht, hoe oud zal ze zijn? Vijfentwintig, misschien achtentwintig. Ze was vast niet ouder dan hem. Hij wist het niet, wel wist hij dat hij er nog nooit écht over na had gedacht of hij een vrouw als haar mooi vond. Ze was klein en slank, ze was erg netjes gekleed en haar huid was zo bleek dat het leek alsof ze in geen jaren zon had gezien.

'Vertrouw me nou maar, ik ga je echt niet ontvoeren als je dat dacht. Ik weet dat het misschien allemaal niet zo is zoals je verwacht had maar het wordt echt niet beter als je daar blijft staan.' Hij glimlachte en keek haar afwachtend aan.

'Oké dan.' Zuchtte ze en liep achter hem aan naar buiten. De warmte sloeg haar in haar gezicht en ze haalde diep adem. Ze verbrande haar longen. Het was zo droog. Ze hoestte een paar keer en zocht haar flesje water.

'Hier.' Zei hij en gaf haar het flesje aan, die hij waarschijnlijk al die tijd had bewaard. Ze keek hem niet aan, nam een slok en sloot even haar ogen.

'Klaar? Als we voor het donker in Mpuri willen zijn, moeten we opschieten.'

'Hoelang moeten we rijden?' vroeg ze terwijl ze achter de man, die met reuzenpassen liep.

'Oh, ik denk vier uur.'

'Wat?'

'Ja.'
Ze stond stil en begon snel te ademen, ze veegde het zweet van haar voorhoofd. Ze kon zich amper herinneren dat ze zo transpireerde en ze wist bijna zeker dat het een samenspel van omstandigheden was. Vlekken vormden zich voor haar ogen en ze hoorde de man nog wazig vragen of het wel goed ging.

Hij had haar net op tijd kunnen opvangen. Aan de ene kant kon hij het snappen, ze was nogal overweldigd door alles, dacht hij terwijl hij haar naar de auto droeg. Aan de andere kant begon hij te twijfelen, als ze dit al niet aankon, wist hij niet of ze het hier zal overleven. Hij had een omstander gevraagd of hij haar koffers mee wilde nemen en die liep naast hem. Hij bedankte de man en vertelde hem dat hij de koffers naast de auto mocht zetten. Met één hand hield hij de vrouw vast en met de andere opende hij de deur.

Hij zette haar voorzichtig op de stoel en bekeek haar even. Ze was een prachtige vrouw. Haar lippen waren zachtroze, net als haar vingernagels. Haar neus liep in een strakke lijn omlaag, een klein beetje omhoog aan het einde. Ze rook naar rozen, hij snoof de geur diep in. De geur die hij zich zo goed kon herinneren uit Amerika. Rozen zo rood als bloed. Rozen met scherpe punten, scherper dan hijzelf kon maken. De bloemen waren adembenemend en ze roken als de hele wereld bij elkaar. Een geur die de goedheid van mensen zal moeten voorstellen. De geur van liefde.

Hij schudde zijn hoofd, herpakte zich en was blij dat ze nog niet bij kennis was. Hij vroeg zich af of hij zal moeten gaan rijden voordat ze wakker was, en toen bedacht hij dat het haar ongetwijfeld gek zal maken. Dan zal ze denken dat hij haar werkelijk had ontvoerd en die stres wilde hij haar bewaren.

Hij ging op zijn plaats achter het stuur zitten en stak een sigaret aan en keek naar de straten voor zich. Mensen liepen af en aan, iedereen leek het druk te hebben. Volgeladen karren die voortgetrokken werden door magere paarden. Roestbruine vrachtwagens die ronkend langskwamen. De afgedankte machines van de westerse wereld. Hij zag mensen in nieuwe kleding, mensen zonder kleding. Vrouwen in gewaden, mannen met keppeltjes. Hij zag drie nonnen de stad over steken, ze zouden naar St. Maria gaan wist hij. Een man in een netjes pak en een koffertje liep over de stoep. Een vrouw in een prachtige rode jurk. Twee jongetjes op een fiets. Anderen speelden met een plastic bal. De stad was wereldse plek, bedacht hij zich en hij zuchtte, wierp een blik op de vrouw naast hem en hoopte dat ze snel bij zal komen.

Het duurde een paar minuten voor hij de vrouw diep hoorde zuchtten en hij glimlachte vriendelijk naar haar. Ze keek wazig en leek nog bleker dan ze was geweest. Haar lippen hadden haar kleur verloren.

'Gaat het goed? Hoe voel je je? Hier, eet wat. Dat zal je goed doen.' Hij bood haar een simpele mueslibar aan en knikte naar haar. Ze keek ernaar en fronste.

'Hebben ze die hier?'

'Vanuit de organisatie wordt nogal wat geregeld.' Zei hij met een knipoog. Daar was hij dankbaar voor, producten als mueslirepen kenden ze hier niet. Zijn vader had echter met de organisatie kunnen regelen dat ze elke maand een royale lading kregen want volgens zijn vader waren het essentiële goederen die hij hier niet kon missen. En nu hij er een aan deze vrouw gaf, was het misschien voor eens een essentieel product. Hij zag haar handen trillen en voordat hij hem aan haar gaf maakte hij de verpakking open. Ze glimlachte en keek hem even aan.

'Je kan de hele reis slapen hoor, ik maak je wel wakker als we er zijn.' Zei hij, ze knikte en kreunde toen ze een hap van de reep nam.

'Dit is echt goed.'

'Koester het maar, want voor zover ik weet was dit de laatste en is de voorraad thuis op.' Zei Koa met een grijns. Ze grinnikte en knikte.

'Koa, was het toch?' Hij knikte en startte de auto.

'Mijn oprechte excuses voor mijn eh... gedrag. Ik had je gewoon op je woord moeten vertrouwen maar ik vond het nogal spannend en ik voelde me niet helemaal lekker en ik ben zo moe...'

'Mevrouw Lewis, u hoeft zich niet te verontschuldigen, ik ben wel wat gewend.'

'Noem me maar Sophie.'

'Oké Sophie, wat een prachtige naam. Weet je dat je naam wijsheid betekend?' Zei hij zacht.

Ze glimlachte wat verlegen en keek vervolgens naar buiten. Waar de wereld langs hen gleed als een tijdloze film.

De Laatste Zon [WATTY'S 2021]Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu