22. Om de wereld te redden

23 3 0
                                    

Om de wereld te redden

Ze reden over het slechte asfalt van de snelweg, de gaten en hobbels deden de veren piepen. Sophie zat achterin en las zich in over de operatie terwijl Koa reed. David leek ergens anders aan te denken terwijl hij naar buiten keek. Na de eerste paar dagen rijden was de wereld om hen heen een stuk groener geworden. Het was fris, alle stof was weggespoeld. Het landschap was ondergedompeld in een groene oase van leven. Zelfs de lucht was veranderd.

'De organisatie belde gisteren.' Zei David, hij wendde zich naar Koa die de gaten op de eenzame weg probeerde te ontwijken.

'Waarom? Ik moet nog nieuwe sigaretten hebben, zeg dat tegen hen.'

'De spanningen in Mbabane lopen verder op, de mensen komen in opstand... Je sigaretten zijn onderweg.'

'Maar wij zitten hier, Mbabane is honderden kilometers weg.'

'Ze verwachten dat het niet lang duurt voor het zich verspreidt.'

'We zullen zien en anders zal geen mens een dorp als Mpuri vinden,' Koa grinnikte, 'dat kost hun te veel moeite.'

David lachte, schudde zijn hoofd en keek weer naar het groene landschap.

'Ik denk dat november de beste maand is.' Zei Koa om het onderwerp te veranderen, 'de droogte is nog zo kortgeleden en nu lijkt alles als herboren. Vind je niet Sophie? Heb je ooit iets gezien wat zo groen is?' riep Koa naar achteren. Sophie knikte als antwoord, ze bladerde door de papieren heen en vroeg naar wat medische zaken. David antwoorde nauwkeurig op elke vraag. Koa luisterde niet, hij keek naar de weg en hoorde hoe de radio vertelde over een dagenlange demonstratie in Mbabane. Iedereen leek zich altijd druk te maken over oorlog in een wereld van vrede.

'Je kan het.' Zei Koa en drukte een zoen op haar wang. Ze waren aangekomen in een klein dorp, een paar uur rijden van Mpuri en het was nog voor de middag. David en Sophie hadden tijd genoeg om de operatie uit te voeren. Hij zal het dorp ingaan, kijken of er nog mensen waren die zijn hulp nodig hadden. Inmiddels was het standaard dat hij zijn gereedschap meebracht naar elke plaats wat ze bezochten. Hij maakte daken, legde nieuwe leidingen, zorgde voor simpele reparaties voor de gammele machines die de mensen in bezit hadden maar hij vermeed diepe putten. De mensen hielden van hem, Koa was geliefd bij iedereen. Hij was een reddende engel, een held. Hij werd een legende in de verlaten streken van Swaziland.

Koa hielp in en rondom het dorp, hij maakte een regeninstallatie voor de gewassen die er gebouwd werden. Ze verbouwden suikerriet en ananassen. Het was een vooruitstrevend dorp en in tegenstelling tot Nsoko waren ze hier voorbereid geweest op de droogte en hadden ze het kunnen redden. Koa was trots op de bewoners en hij voelde zich gevuld met het geluk van deze mensen. In de middag zat hij in de schaduw van de mbeli-boom, hij had zijn handen onder zijn hoofd gevouwen en zijn ogen gesloten. De schaduw flikkerde in lichte flitsen voor zijn ogen en Koa voelde zich haast volmaakt op dagen als deze. Hij had naast de regeninstallatie nog een dak van een gebouw gemaakt. Een klein westers gebouw waarvan het dak was losgekomen. Hij had de golfplaten opnieuw vastgezet met nog dikkere schroeven dan er al in zaten en het leek weer als nieuw.

Het dorpshoofd had staan kijken en hem hartelijk bedankt door hem een speciale kralenketting als bedankje te geven. Hij had hem dankbaar rond zijn nek gehangen. De kralen waren van hout en zorgvuldig gemaakt, hij hield de ketting in zijn handen, voelde de kralen. Hij voelde de kracht van de aarde door zijn vingers stromen. Een glimlach verscheen op zijn gezicht terwijl hij nadacht. Hij dacht aan Nsoko en de mensen, hij moest nog altijd terug om de leiding te maken bedacht hij. Nu er regen was gevallen was alles makkelijker geworden, hij was ervan overtuigd dat de mensen een manier hadden gevonden om zoveel mogelijk regen te bewaren.

Hij wreef met zijn hand over zijn pols en zuchtte. Hij kon de spanning in zijn lichaam nog voelen en hij wist niet waar hij de moed vandaan moest halen om zijn vader te vragen waar dat aan lag. De laatste week hield hij immers vol dat alles goed ging en dat hij geen pijn meer voelde. Een leugen wat hij met moeite vol kon houden. Het maakte hem moe en als hij in de avond naar bed ging, viel hij als een blok in slaap.

Nog altijd sliep hij bij Sophie in de kamer, nu sliepen ze samen in het bed van Koa en David had er niet één woord over gezegd. Koa had er voorzichtig naar gevraagd toen ze op een avond samen op de veranda zaten. David had enkel gelachen en zijn schouders opgehaald. Hij begon te vertellen over hemzelf en Koa's moeder, hoe ze elkaar officieel niet mochten zien en elkaar stiekem opzochten bij de rivier. De rivier was hun enige vrijheid geweest en nadat ze getrouwd waren konden sommigen het nog niet hebben dat ze samen waren. Een vrouw uit Mpuri die trouwde met een Amerikaanse arts, een umlungu, een buitenstaander. Met de jaren was het bijgetrokken.

Maar Koa was altijd al anders geweest in de gemeenschap van Mpuri en niemand had hem ooit verteld dat hij met een vrouw uit de omwonende stammen zal moeten trouwen om er werkelijk bij te horen. Hij was er, hij hielp iedereen die zijn hulp nodig leek te hebben en dat was genoeg. Niemand maakte zich druk over zijn toekomst.

Zelf had Koa altijd gedacht dat hij een vrouw uit de buurt zal krijgen, een vrouw als zijn moeder. Die hem kon vertellen over de goden en over de natuur alsof ze er zelf deel van uit maakte. Nooit had hij gedacht dat hij voor een vrouw als Sophie zal vallen. Ze was een gemiddelde Amerikaan, met geld en een zwak voor alles wat modern was.

David en Sophie hadden de operatie succesvol uitgevoerd en tegen de tijd dat ze uit de missiepost kwamen vonden ze Koa onder een boom, waar hij in slaap was gevallen. Hij lag op een bed van bladeren, had zijn gezicht bedekt met een hoed. Zijn armen onder zijn hoofd en zijn knieën opgetrokken. David keek met een glimlach naar Sophie en Sophie keek vol bewondering naar de man.

'Koa, jongen. Kom we kunnen gaan.' Zei David, hij duwde zijn voet zachtjes in zijn zij en schudde Koa heen en weer. Koa kreunde een onverstaanbaar antwoord. Sophie glimlachte en hurkte naast Koa neer. Ze haalde de hoed van zijn gezicht af en voor hij zijn ogen kon openen drukte ze een zoen op zijn lippen.

'Opstaan slaapkop.' Zei ze. Koa glimlachte en keek Sophie aan met een blik van verlangen. Hij knikte en kwam omhoog. Hij haalde een sigaret uit zijn borstzakje en zocht naar een aansteker.

'Ze lijken het goed te hebben doorstaan, de oogst is zelfs gespaard.' Mompelde Koa terwijl hij zijn sigaret aanstak. Hij stond op en drukte de hoed op zijn hoofd, zijn gezicht viel weg in de schaduw.

'Goed om te horen.' Zei David, hij liep met zijn armen vol tassen naar de auto toe.

'Kunnen we binnenkort nog langs Nsoko? Om de put te maken?' vroeg Koa voorzichtig. David draaide zich om en schudde zijn hoofd.

'Je kan die put maken, Koa. Op de voorwaarde dat wij erbij staan en jij naar ons luistert. Ik heb nieuwe touwen én twee nieuwe tuigjes bestelt bij de organisatie dus we wachten daarop. Eerder ga jij niet naar beneden.'

'Oh, oké. En wat als dat nog vet lang duurt?'

'Maakt je geen zorgen Koa, het heeft eerst geregend, ze redden zich wel.'

Koa haalde zijn schouders op en stapte in de auto. Hij kon zijn vader niet begrijpen op sommige momenten, er hingen levens van af en David leek het niet uit te maken. Het was alsof hij had toegegeven aan het feit dat hij niet in staat was om de wereld te redden. Terwijl het hart van Koa brandde op die gedachte.

De Laatste Zon [WATTY'S 2021]Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu