Verwoest
Ze reden in één stuk naar Mbabane, vijf uur rijden zonder een ander geluid te horen dan het eeuwige gepiep. De vrouwen hadden zich schuilgehouden tussen de bush bij de Maputo. De twaalf kinderen had hij meegenomen en zaten opgepropt in de auto. Bij elkaar op schoot en sommige zaten uit het raam. Hij had gebeden om de veiligheid van de vrouwen. Hij zal hun kinderen in veiligheid brengen, daarna de vrouwen zelf.
Ze reden de stad in, die net als alles wat ze onderweg waren tegengekomen was vernield. De straten waren zo ver schoongemaakt dat Koa door kon rijden. De geur van verbranding hing in de straten. Alles was grijs en vies, er was niets meer over van de mooie gebouwen. De stad was geen wereldse plek meer, het was veranderd in een graf van zijn glorie.
Koa zette de auto stil voor het klooster van St. Maria. Het enige gebouw wat niet verlaten of platgebrand was. Het moment dat hij uitstapte voelde hij de druk in zijn oren afnemen en langzaam begonnen geluiden zich te vormen in een ruisende toon. Hij hoorde stemmen, hoorde de wind.
'Stap maar uit, snel.' Hij hoorde zichzelf. Hij perste een kleine glimlach over zijn lippen terwijl alle kinderen uitstapten. De kinderen verzamelden zich om hem heen. Nu pas zag hij de betraande gezichten en angstige ogen. Twaalf kinderen, twaalf zielen die getekend waren voor het leven. Eén klein jongetje, misschien vier jaar, droeg hij in zijn armen, terwijl een doodsbang meisje aan zijn andere arm hing. Een non liep verslagen naar hem toe.
'...Kinderen...geen...' hij verstond er geen zak van. Hij liet het meisje los en gebaarde naar zijn oren. De non knikte, verhief haar stem en Koa knikte.
'We hebben geen plek voor al die kinderen.' Schreeuwde ze in zijn oor. Koa schudde zijn hoofd.
'Jullie moeten wel, Mpuri is met de grond gelijk gemaakt. Ik rijd straks terug voor hun moeders, en als we terug zijn, zien we wat we gaan doen. Het is maar voor even.' Zei Koa, hij keek haar smekend aan. De non knikte en keek liefdevol naar de kinderen.
'Hebben jullie honger?' vroeg ze. De kinderen knikten en keken naar Koa voor bevestiging.
'Jullie blijven hier, oké? Dan haal ik jullie moeders op, denk goed om elkaar.' De kinderen gaven geen antwoord terug, of hij hoorde het niet. Hij keek de non aan.
'Op welke naam moet ik ze zetten?' vroeg ze. Verbaasd keek Koa naar de kinderen en toen weer naar de non.
'Zet ze maar op mijn naam, Koa Cohn.' Zei hij. De non glimlachte en knikte.
'Succes jongeman, wees voorzichtig. God zij met u.'
Koa knikte en liep terug. Zonder om te kijken reed hij weg. Zijn hart brak terwijl hij de stad verliet. Niet wetend of hij ooit terug zal komen. Hij zal de vrouwen hierheen brengen, voordat ze zouden vertrekken zal hij in Mpuri kijken. Op zoek naar hun mannen.
Het was laat toen hij arriveerde bij de rivier. Hij tuurde in de duisternis naar enig teken van leven. Het duurde misschien vijf minuten voordat er beweging kwam uit de bossen. Hij herkende het silhouet van Mokwema, gevolgd door Lilla en nog vier andere vrouwen. Zijn adem stokte, waar was de rest. Mokwema viel hem om de hals, ze huilde terwijl ze een vertrouwd gebed prevelde. Hij verstond het niet maar wist de woorden uit zijn hoofd. Het was haast irriterend hoe zijn gehoor hem in de steek had gelaten. Hij keek Mokwema aan.
'Ik ga in Mpuri kijken...' Mokwema knikte en drukte een zoen op zijn wang.
'Kan je weer horen?' vroeg ze, hij concentreerde zich op haar lippen die de woorden vormden. Hij hoorde enkel flarden van de woorden die ze sprak. Koa haalde zijn schouders op.
'Het komt wel weer.' Zei hij, hij laadde zijn geweer en hing hem op zijn rug. Over zijn andere schouder hing hij zijn boog en stopte de pijlen in een van zijn broekzakken. In het holst van de nacht liet hij de vrouwen achter bij de rivier. De baobab lichte op in het prille licht van de maan terwijl hij eenzaam verder liep. Hij voelde zich verdomd alleen, dat was wel zijn laatste probleem. Hij hield zich schuil in de schaduw van de bush. Bewoog zich voort als zijn eigen schaduw en ging op in de nacht.
De tocht leek een eeuwigheid te duren. Zijn hart begon sneller te kloppen terwijl hij dichterbij kwam. Hij kon de overblijfselen van het dorp zien in de schaduw van de bomen en slikte. De grond lag bezaaid met verkoolde lijken, bebloede lichamen, alles was tot as vergaan. Hier was geen leven meer wist hij. Hij vond zijn paard achter een verbrande hut. Drie kogels door de rossige vacht. Haastig liep hij weg van de plek.
In het donker zocht hij naar het huis van zijn vader. Het stond half overeind en hij begon te rennen. De veranda was ingestort. De deur was verdwenen. De keuken was verbrand. Op de grond lag een gedeelte van de cover van Mozart. Zijn rode jas en nette haren leken uit een andere wereld te komen. In zijn gedachten speelde requiem zich af.
Hij baande zich een weg door de ravage en kwam bij zijn kamer. De deur klemde, en viel uit zijn scharnieren toen hij hem opende. De buitenmuur was weg, verkoold. Zijn bed was zwartgeblakerd. Hij slikte zijn tranen weg en schudde zijn hoofd uit ongeloof. Zonder na te denken liep hij door zijn kamer. Het enige wat hij meenam was de half verbrande foto van hem, zijn moeder en vader. De foto borg hij op in een zijvakje van de tas.
De kamer liet hij achter zich, de kamer van liefde. De kamer waar hij zoveel gedeeld had. Sophie leek zo ver weg. Hij rende door de gang naar de kliniek toe. De kasten waren tot zijn verbazing niet geplunderd en hij groef in zijn geheugen naar alles wat zijn vader hem had geleerd.
De tas was te klein om alles mee te nemen. De woorden van zijn vader vlogen door elkaar. Zijn ogen gleden over de namen van medicijnen en hij haalde diep adem. Penicilline, Sulfa, die twee herkende hij. Er was geen tijd om elk medicijn te lezen. Hij pakte alle medicijnen die hij herkende. In de volgende kast lagen dozen vol verband en gaasjes en tape. Daarvan pakte hij alles en toen was de tas gelijk vol. Er zat niets anders op om te hopen dat hij hier een volgende keer zijn voorraden aan kon vullen.
De tas was zwaar van de medicijnen, ondanks de pijn die zijn hele lichaam besloeg, begon hij te rennen. Hij had geen tijd, de vrouwen wachtten op hem. De rebellen konden terugkomen, ze konden nog niet ver zijn. Het hele stuk naar de rivier rende hij zonder te stoppen. Hij dacht niet na, wilde niet nadenken. Toch drongen de beelden van de gruwelijkheden door. De mannen van Mpuri waren er niet meer. Elke vrouw had haar man verloren deze dag. Elke hart zal worden gebroken door de woorden die hij uit zal spreken. Een eenzame traan kroop over zijn wang. Hij vroeg zich af of hij dit wel kon.
JE LEEST
De Laatste Zon [WATTY'S 2021]
Romance-SHORTLIST WATTYS 2021- Wanneer Sophie voor haar werk naar Afrika afreist, leert ze een nieuwe cultuur kennen. Ze ziet ook een kant van Afrika die totaal anders is dan haar verwachtingen. De behulpzame dokter Cohn begeleidt haar in deze bijzondere...