21. Moessonregen

28 4 0
                                    

Moessonregen

Ze droegen hun geheim met plezier. Koa gaf haar stiekeme knipogen wanneer ze met zijn drieën naar de dorpen reden. Ze giechelde wanneer hij haar aanraakte als David niet keek. Hij keek naar haar alsof ze een godin van Afrika was, hoe ze zich bewoog alsof ze zweefde en hem betoverde met haar woorden. Het maakte niet uit wat ze zei, het was prachtig. Koa droeg haar aanwezigheid als een geschenk.

Ze verborgen het voor iedereen, ze zwommen samen in de rivier wanneer er niemand was. Zij in haar bikini, hij in zijn onderbroek. Ze zoenden elkaar in de welvingen van de baobabboom, verstopt tussen het hout. Ze praatten over Amerika, over Afrika. Over zijn moeder, altijd wat ze deed, nooit hoe ze was. Zij praatte over haar vader, zijn leven met haar. Ze deelden hun hart, tranen, geluk en verlangen. Sophie huilde, Koa rookte. Ze deelden alles zonder elk ander persoon in het dorp te laten merken dat ze elkaar hadden gevonden. Hoe goed ze het ook probeerden, David zag alles en genoot van de explosie van zaligheid rond zijn huis.

Na een lange dag in een nabijgelegen dorp zaten ze aan de oever van de rivier. Er was niemand meer, enkel de vogels, een kolibrie die zich verstopte in de bloemen van een wangé. Koa peuterde aan het gips om zijn pols en zuchtte.

'Wat is er?' vroeg Sophie die dichter tegen hem aankroop.

'Is dit al voorbij? Kan het eraf? Dan vang ik zoveel vis voor je als je wilt, dan kan ik zwemmen zonder erom te denken dat het nat wordt.'

'Ik denk dat je het er vast af kan halen, het is nu bijna drie weken geleden.'

'Mag het?' vroeg hij opgewekt. Ze knikte. Voor ze het wist had Koa met zijn sterke hand het gips zo gebogen dat hij zijn hand erdoor heen kon wurmen. Hij draaide zijn pols, voelde zijn gewricht stijf zijn.

'Wat gek.' Zei hij en glimlachte, 'wat een vrijheid.'

'Als je maar beloofd om voorzichtig te zijn.' zei ze. Koa knikte en stond op, wreef over zijn pols.

'Nu gaan we zwemmen.' Zei hij.

'Ik heb geen bikini bij me hoor.'

'Dan draag ik geen onderbroek.' Zei hij met een ondeugende grijns. Sophie lachte hard, schudde haar hoofd. Ze hadden veel van elkaar gezien en toch waren ze niet verder gegaan dan zoenen, elkaar aanraken. Ze hadden elkaar nog niet naakt gezien.

Sophie had hem verteld dat ze ondanks hoe ze opgevoed was, het eerder had gedaan met verschillende jongens. Koa daarentegen had nog nooit een vrouw gehad waar hij de liefde mee had bedreven, vertelde hij. En daar was hij huiverig over geweest. Maar nu daagde hij haar uit zonder enige aarzeling en ze kon het niet weerstaan. Hoe hij nog nooit een andere vrouw had gehad kon ze niet beseffen.
Ze kleedde zich uit, kleedde hem uit. Ze was betoverd door zijn lichaam, hij door de hare. Hij kon zijn blik niet van haar borsten houden, ze had zijn handen gepakt en ze op haar lichaam gelegd.

'Raak me dan aan.' fluisterde ze.

'Eerst gaan we ons wassen.' Zei hij schor. Hand in hand liepen ze naar het water, de rivier in.

Ze wasten zich, wasten elkaar met zeep gemaakt van de baobab. Ze raakten elkaar aan. Liefkoosden elkaar, elk gedeelte van hun lichamen. Haar handen op zijn pezige schouders, zijn handen op haar onderrug. Hij rilde toen ze hem zoende in zijn hals.

'Ik ga me afdrogen.' Zei Sophie en Koa volgde haar, het water uit. Ze was gaan zitten op de handdoek, zonder zich af te drogen. En had hem naar haar toegetrokken, boven op haar. Hij was voorzichtig, zacht en kwetsbaar. Zijn soepele lichaam bewoog over haar heen in het ritme van zijn bonkende hart.
Ze werden één, kwamen dichterbij elkaar dan ze ooit waren geweest. Haar lichaam opende zich onder hem als de aarde. En daar, bij de droge oevers van de Maputo-rivier aan het einde van november, begon de regen te vallen terwijl de liefde door hun lichamen stroomde.

De regen bleef vallen en ondanks hun liefde was het tijd om naar huis te gaan. Voordat de modderstromen hen zouden bedelven op de oever. Ze renden over de weg, die al was veranderd in een modderstroom. Hij op blote voeten, zoals altijd en de modder kroop tussen zijn tenen. Water spatte omhoog vanaf de grond. Wortels zogen zich vol met de warme regen. Ze lachten terwijl ze doorweekt het huis binnenkwamen. David keek hen aan met een grote grijns.

'Zijn de tortelduifjes gedoopt in de eerste moessonregen van het jaar?' vroeg hij. Koa en Sophie keken hem met open mond aan. Ze stonden doorweekt in de keuken. David lachte enkel en schudde zijn hoofd, hij sloeg zijn boek dicht en legde het op zijn schoot.

'Niet zo verbaasd, iedereen weet het inmiddels hoor.' Ging David verder, 'zo stiekem waren jullie niet. Maar ik ben blij voor jullie.'

Een opgeluchte zucht van beiden klonk door de ruimte. Koa keek zijn vader niet begrijpend aan en hij voelde zich bijna een kleine jongen die betrapt was door zijn vader.

'Hoe doe je dat, pa?' vroeg Koa terwijl hij zijn natte haren samenbond.

'Wat? Ik ken je Koa, en de laatste weken ben je anders, anders tegen mij maar ook zeker tegen Sophie. Als vader merk je dat soort dingen.' Zei hij met een grijns.

'Wat stom, ik dacht echt dat we het redelijk goed deden.' Zei Koa en keek naar Sophie.

'Waarom zei u het niet eerder?' vroeg Sophie wat ongemakkelijk. Ze stond achter Koa, alsof ze zich wilde verstoppen voor de blootstelling van hun geheim.

'Sommige dingen hebben tijd nodig.'

De Laatste Zon [WATTY'S 2021]Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu