Hoofdstuk 5

3.1K 132 9
                                    

De volgende dagen was ik er niet echt bij met mijn hoofd. Ik dacht de hele tijd aan mijn droom. Ik twijfelde erg hard. Mijn moeder heb ik er nog niets over verteld. Ik besloot om maar eens een wandeling te maken. Ik pakte mijn jas en liep de deur uit. Ik dacht niet na over waar ik naartoe zou gaan. Ik stopte en zag een parkje staan, ik ging naar een bankje en zette me daar neer. Voor me stond een kleine vijver. Ik hoorde gelach en ik keek opzij. Tot mijn grote verbazing was hij het, de man uit mijn droom, de man in de winkel. Ik zag hem met een klein jongetje. Het was waarschijnlijk zijn zoon. Dus hij was getrouwd? Ik voelde me toch een beetje verdrietig. “Soumaya stop! Je valt niet voor hem!” probeerde ik mezelf wijs te maken. Hij pakte het jongetje op en begon hem in de lucht te gooien en terug op te vangen. “Wat schattig!” Zijn gezicht keert naar mijn kant en voor ik het besef hebben we oogcontact. Ik ben degene die als eerste wegkijkt, maar uit mijn ooghoeken zie ik dat hij kort daarna ook wegkijkt.  Hij komt mijn kant op. “Oh nee!” En voor ik het wist zit hij langs mij, wel 3 meter verder en daartussen het kleine jongetje, zijn zoon dus. ‘Asalaamwa3laykoem.’ Ik beantwoordde zijn groet. ‘Ik ben Hamza.’ “Wat een mooie naam!” ging er door me heen. ‘Ik ben Soumaya.’ Zei ik verlegen terug. Hij lachte, ‘Dit is mijn neefje, het zoontje van mijn broer.’ Zei hij rustig. Wat een opluchting! Het is dus niet zijn zoon. Hij vertelde een beetje over zichzelf, maar bleef naar de grond kijken uit respect.  Ik genoot ervan om ernaar te luisteren, tot mijn gsm ging. “Oumie(mama)” zag ik op het scherm staan. Ik nam op, ‘Soumaya, waar ben je?’ ‘Ik zit op een bankje in een parkje.’ Zei  ik stil. ‘Ewa kom, het is al laat.’ ‘Oke is goed mama, ik kom er al aan.’ Ik zag Hamza lachend opstaan. ‘Leuk dat ik eens kennis met je heb gemaakt en beslama.’ Zei hij. ‘Ja, inderdaad en beslama.’ Zei ik verlegen terug. Ik verliet het parkje met een glimlach op mijn gezicht. Toen ik thuis aankwam verrichtte ik mijn gebed en hielp mijn moeder nog even met opruimen en koken. De rest van de dag bleef Hamza in mijn hoofd rondspoken. Ook toen ik ging slapen, bleef hij maar in mijn gedachten. Maar ik besefte dat dit fout was. Ik ben verloofd! Ik hoor niet aan een andere man te denken! Ik hoor aan Rachid te denken, maar steeds als ik aan mijn verloofde, Rachid, denk, krijg ik een raar gevoel. Iets in me zegt dat ik beter niet met hem moet trouwen.

Al MaktabWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu