Hoofdstuk 9

3K 131 7
                                    

Na het eten keerde ik terug naar mijn kantoor en begon weer aan mijn werk. Toen ik klaar was sloot ik mijn kantoor en verliet het gebouw. Ik wandelde naar mijn auto en zag Hamza daar staan. Hij groette me nog gedag en met een goed gevoel reed ik naar huis.

Thuis aangekomen belde ik meteen naar Sarah en vertelde haar alles. Ze herhaalde steeds 1 zin: "Alles is maktab! Toeval bestaat niet!" Ik haalde mijn gebeden in en ging met een goed gevoel slapen. Ik dacht aan Hamza en kreeg kriebels in mijn buik. Zo'n gevoel heb ik nog nooit gehad. Ik wist niet wat me overkwam. "Alles is maktab! Toeval bestaat niet!" Kwam weer in me op. Zou Hamza mijn maktab zijn? Met veel vragen in mijn hoofd viel ik in een diepe slaap.

2 maanden later

Het ging erg goed op mijn werk. Ik werd ook steeds hechter met Leyla. Leyla heeft me gebeld, ze wilt wat gaan drinken. We gingen naar een klein koffiehuis. We waren volop aan het praten en toen kwam het onderwerp Hamza. Ik moest blozen toen ze erover begon. Leyla keek me lachend aan. 'Is er hier iemand aan het blozen?!' Ik keek beschaamd naar de grond. 'Ik heb allang door dat je wat voor Hamza voelt hoor.' Zei ze lief.
"Was dat echt zo? Voelde ik iets voor Hamza? " 'Ik voel niets voor Hamza.' Zei ik rood.

'Kom op! Lieg jezelf niet voor, Soumaya! En trouwens Hamza voelt sowieso ook wat voor jou. Als ik over je praat in zijn bijzijn,  wordt hij altijd rood en kijkt verlegen weg.' Toen Lelya me dat vertelde kon ik niet stoppen met lachen. 'En jij doet net hetzelfde! Als ik over Hamza praat, doe jij precies hetzelfde als wat Hamza doet.' "Voelde Hamza iets voor mij?!" Bij die gedachte voelde ik me warm worden. 'Goed, nu genoeg over Hamza. Anders word je straks nog roder dan je nu bent.' Zei Leyla lachend. En ze begon over iets anders te vertellen. Ik was er niet echt bij met mijn hoofd. Ik kon maar niet geloven dat Hamza ook iets voor mij voelde. Dat is nog nooit gebeurd. Ik kan niet blijven ontkennen dat ik toch wel een beetje verliefd ben op hem.

'Soumaya! Hallo! Luister je wel?'

'Uh, ja hoor. Ga maar verder.'

En Leyla begon weer te vertellen.

Toen ik thuis aankwam, riep mijn moeder me. 'Soumaya, ga naar de winkel. En neem je zusje ook mee.' Ik gehoorzaamde mijn moeder en nam Khadijah mee. We stapten in de auto en ik ging naar de winkel waar Hamza en ik elkaar voor het eerst zagen. Bij die gedachte, kreeg ik een glimlach op mijn gezicht. 'Waarom lach je?' Zei Khadijah. 'Oh niets hoor, liefje.' Ze keek me vreemd aan, maar besloot toch maar niets te zeggen. 'Zo, we zijn er, Khadijah.' Ik stapte uit en deed de deur van Khadijah open. We gingen de winkel binnen en Khadijah ging meteen naar het snoep. 'Soumaya! Jij bent een hele lieve zus! Mag ik deze snoep?' Ik lachte en zei: 'Oke, maar niets tegen mama zeggen.' Ze knikte hard en nam het snoep mee. Ik zocht naar de dingen die ik van mijn moeder moest kopen. "Waar is de karnemelk?" Ik keek verward. 'Wat zoek je?' Ik herkende de stem en draaide me lachend om. Ik keek in de prachtige ogen van Hamza.

'Uh... d-de karnemelk.' Kwam er stotterend uit. 'Die staat recht voor je.' Ik keek een beetje raar. 'Wat? Die stond er daarnet niet!' Zei ik.

'Oh jawel hoor. Volgens mij ben je een beetje aan het hallucineren.' Lachte Hamza. Ik keek hem verward aan. Hij lachte, "Wauw, hij heeft zo'n mooie glimlach! Ik smelt er gewoon van." 

'Wat doe je hier trouwens?' Zei ik neutraal. 'Ik heb vandaag een dagje vrij. Dus kom ik mijn vader weer helpen.' Ik knikte.

'En wie ben jij?' Zei Hamza met een glimlach op zijn gezicht. Hij bukte naar Khadijah. 'Ik ben Khadijah!' Zei ze verlegen. Hamza kwam weer naar boven en zei: 'Ma sha Allah, ze is echt schattig.'

'Ik moet weer verder , dus ik zie je morgen wel op het werk.' Ik knikte en Hamza verdween. Hij ging naar een man toe, die erg veel op hem leek. Het was waarschijnlijk zijn vader. Hij zag eruit als een erg goede man.

Nadat ik alles had gevonden wat ik nodig had, ging ik naar de kassa en rekende ik af. In de auto vroeg Khadijah aan me: 'Wie was die man in de winkel?'

'Welke man?'

'Waar je mee aan het praten was.'

'Dat is iemand van bij mijn werk.' Khadijah knikte.

'Niets tegen mama zeggen.'

'Oke dan.' Zei ze.

Het werd tijd dat ik het eens aan mijn moeder moet vertellen. Maar ik durfde niet. En wat als Hamza nooit mijn hand komt vragen? Nee. Ik ga het nog niet vertellen. De tijd is nog niet rijp. Ik wacht wel wat langer. Al duurt het jaren voordat ik het ga vertellen.

Al MaktabWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu