Hoofdstuk 22

2.8K 133 22
                                    

Ik was nu ongeveer een weekje thuis. Ik mocht een hele week niet werken. Het was erg saai thuis, maar dat was beter dan in het ziekenhuis.

Vandaag ging ik weer werken. Ik kamde mijn lange, zwarte haren en deed daarna mijn zwarte khimaar aan. Ik had geen zin om te ontbijten, dus vertrok ik zonder te eten het huis uit. Ik stapte in de auto en reed naar mijn werk. Ik ging het bedrijf binnen en zei iedereen goedendag. Wat had ik het toch gemist om te werken en niet steeds thuis te zitten.

Met een lach op mijn gezicht ging ik mijn kantoor binnen en ging aan het werk. Nou ja, echt aan het werken, was ik niet aan het doen. Ik staarde gewoon voor me uit en dacht aan de voorbij weken. Het waren zware beproevingen, maar Allah beproeft de mensen waar hij het meest van houdt. Dit zei ik altijd tegen mezelf als ik een moeilijke periode had.

De deur vloog open en ik zag een te blije Leyla aan de deur staan. 'Eindelijk! Ik heb je gemist, hier op het werk!'
Ik lachte:'Ja, inderdaad! Ik heb het hier ook gemist!'
Leyla sprong in mijn armen en gaf me duizenden kusjes op mijn wangen.
'Rustig aan! Mijn wangen doen pijn.'
lachte ik. Leyla stopte en zei:' Sorry, ik heb je gewoon heel hard gemist!'
'Ik heb jou ook gemist, lieverd!' Ik sprong in haar armen en knuffelde haar hard. Ik had haar echt gemist. Ze kwam me weleens bezoeken in het ziekenhuis en thuis, maar niet zo vaak. Ze had het nogal druk.

We bleven even knuffelend staan, daarna verlieten we samen mijn kantoor om even wat te gaan eten. Ik draaide me om en sloot de deur. Toen ik me terug omdraaide, zag ik Hamza staan. Hij keek even mijn kant op en ging daarna weg. Hij zei niet eens gedag tegen me. Ergens was ik wel teleurgesteld, maar er was wel een reden voor. Wie weet zag hij me niet eens? Ik stond nog steeds voor de deur, terwijl Leyla al naar de kantine aan het wandelen was.

'Soumaya! Kom je nog?' riep Leyla van ver. Ik keek haar aan en knikte. Langzaam ging ik naar haar toe. 'Je mag wel wat sneller komen, hoor!'
'Ik kom er al aan!' En ik versnelde mijn pas. Ik kwam bij Leyla aan. 'Wat was er met je?' Zei ze bezorgd. 'Oh, uhm, niets hoor.' Ik lachte zodat het niet zou opvallen. Ze keek me even raar en zei:'Oke, kom nu snel gaan. Ik heb echt honger.' Ik lachte en samen gingen we naar de kantine. Toen we daar aankwamen, aten we wat. Na het eten gingen we beide terug naar ons eigen kantoor. Onderweg naar daar, kwam ik Hamza tegen. Hij keek me niet aan en ging zo snel mogelijk weg. Nu was het duidelijk! Hij was me aan het ontlopen! Maar waarom? Ik voelde me hier echt slecht door. Wat had ik gedaan, waardoor hij me steeds ontloopt?
Ik besloot om hem te zoeken en uitleg te vragen. Ik ging als eerste naar zijn kantoor. Ik klopte op de deur, maar ik hoorde niets. Ik opende de deur en keek of Hamza aan zijn bureau zat. Maar helaas, hij zat er niet. Waar moest hij dan zijn? Ik zocht op alle plaatsen, maar ik kon hem maar niet vinden. Teleurgesteld ging ik terug naar mijn kantoor en maakte zo snel mogelijk mijn werk af, zodat ik naar huis kon gaan. Ik had geen zin meer. 's Morgens had ik heel veel zin om te gaan werken, maar nu heeft Hamza dat verpest.

Ik was klaar met mijn werk. Ik ruimde alles op en pakte mijn tas. Ik sloot de deur en toen ik me omdraaide botste ik tegen iemand op. Ik keek in de glanzende, bruine ogen van Hamza. 'Sorry.' Zei hij en hij ging onmiddelijk weg. 'Wacht, Hamza!' Riep ik nog naar hem. Hij stopte en draaide zich om. Ik ging naar hem toe en zei:' Waarom ontloop je me steeds?' Hij keek droevig naar de grond. 'Niet hier, kom met me mee. Ik vertel het je ergens anders.' Ik volgde Hamza en we gingen samen naar buiten. We zaten op een bankje, ver van elkaar.
'Ik... uhm... ik wil je niet ontlopen, maar ik heb het gevoel dat het wel moet. Het is nu zeker heel ongemakkelijk, nadat ik je had verteld wat ik voor je voel.' Hij had tranen in zijn ogen. 'Ik had het je niet moeten vertellen. Het gevoel is waarschijnlijk ook niet wederzijds. Ik voel wat voor jou, maar jij voelt niets voor mij. Daarom laat ik je vanaf nu met rust. Ik zal je alleen aanspreken als het over ons werk gaat. En voor de rest laat ik je met rust.' Hamza stond op en liep weg, voor ik nog iets kon zeggen. Ik had hem zo graag willen vertellen dat ik ook iets voor hem voel! Dat ik véél voor hem voel zelfs! Maar hij was te snel weg.

Daar zat ik dan. Op een bankje, helemaal alleen en met tranen in mijn ogen. De zon verdween achter de wolken en het begon te regenen. De tranen stroomden nu over mijn wangen. Ik was Hamza voorgoed kwijt. Hij zal niets meer tegen me zeggen. Hij zal me niet aankijken. Hij zal me eigenlijk gewoon negeren. Mijn hart brak van die gedachten...

Al MaktabWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu