Nadat ik klaar was met mijn werk, ging ik naar huis. Ik voelde me zenuwachtig. Wat zou er morgen allemaal gebeuren? Wie is deze persoon die me steeds berichten stuurt? Ik verichtte mijn gebeden en smeekte Allah om me te helpen. Daarna deed ik nog enkele smeekbedes voor mijn ouders. Ik ging op me bed zitten en dacht na over alles wat er gebeurd was en wat er misschien nog zal gebeuren. De tranen stroomden over mijn wangen. Ik kon ze niet binnen houden. Telkens veegde ik de tranen weg, maar ze bleven terug komen.
De deur ging open en snel verborg ik mijn gezicht. Stiekem keek ik naar de deur en ik zag mijn kleine prinses staan. Ze keek me verdrietig aan en kwam op me afgelopen. 'Wat is er, Soumaya? Waarom huil je?' Zei ze troostend. 'Er is niets hoor, Khadijah. Ik heb gewoon een slechte dag gehad.'
'Oh, wat is er gebeurd?' Zei ze verbaasd. 'Dat is niet belangrijk hoor. Vertel maar over jouw dag.' probeerde ik zo vrolijk mogelijk te zeggen. Onmiddellijk begon Khadijah te vertellen over haar dag op school. Ze vertelde dat ze iemand had geslagen, omdat hij haar kleurpotloden had afgepakt. Stiekem vond ik het wel grappig. Zo was ik ook vroeger. Ik lachte in mezelf. Khadijah kwam dichter tegen me aan zitten en ze probeerde haar armen over mijn schouder te leggen. Het lukte niet, ze heeft te korte armpjes. Dus pakte ze mijn hoofd vast en legde die op haar schoot. Het was echt schattig. Ze probeerde me te troosten en eigenlijk werkte het wel. Ik werd getroosd door mijn kleine zus. Wat hou ik toch van haar! Moge Allah haar beschermen.
Ik verichtte het Isha gebed en ging daarna slapen. Ik kreeg het benauwd. Ik dacht aan wat er morgen allemaal zou gebeuren. Ik kon niet meer slapen, dus stond ik maar op en ging naar beneden. Het was nu 02:30. Wat kon ik zo laat nog allemaal doen? Ik had honger, dus besloot ik om maar snel wat te maken. Ik pakte een pan en maakte eieren met tomaten klaar. Nadat ik gegeten had, was het twee uur 's nachts. Ik kon niets doen. Ik ging op de zetel zitten en staarde voor me uit. Dat heb ik ongeveer een uur lang gedaan.
Ik voelde mijn oogleden zwaar worden en besloot om terug te slapen. Deze keer viel ik in een diepe slaap.
Ik werd wakker en voelde de zenuwen al komen. Het was 12 uur. Nog maar een paar uurtjes en dan moet ik naar het parkje gaan. Ik keek op mijn gsm en ik zag dat ik een bericht had ontvangen. Ik durfde hem niet te openen. Wat als het weer van dezelfde persoon is? Toch opende ik het en ik liet een zucht horen. Het was een bericht van Hamza. Ik voelde kriebels in mijn buik. Dit was het eerste bericht dat ik van hem had gekregen.
Salamwa3laykoem Soumaya,
Ik kom om 14:00 uur naar je huis toe en dan kunnen we zo samen naar het parkje gaan.
Beslama!Ik werd rood en besloot om een berichtje terug te sturen:
Wa3laykoemoe salaam.
Oke is goed.
Dankjewel dat je meekomt.Even twijfelde ik of ik het zou verzenden. Mijn vinger ging naar het knopje "verzenden" en voor ik het wist had ik er al op gedrukt. Ik maakte me klaar en ging naar onder. Mijn ouders vroegen waar ik naar toe ging. Ik kon niet tegen hen liegen. Dus zei ik dat ik naar buiten ging. Dat was ook zo. Ik ging ook echt naar buiten. Ik zou hun dit later allemaal vertellen. Niet nu. Dit is gewoon niet het goede moment. Ik heb te veel aan me hoofd.
Ik hoorde getoeter van buiten. Ik opende de deur en zei mijn ouders nog gedag. Gespannen stond ik voor de auto van Hamza. Dit voelde niet goed aan. Ik zou alleen zitten in een auto met Hamza. Dit was niet aanvaardbaar. Dit mocht gewoon niet.
'Kom. Stap in.' Zei Hamza. Ik twijfelde. 'Ik weet het niet. Een man en een vrouw alleen in een auto hoort niet. Sorry, ga jij alvast maar naar de plek. Ik wandel wel.' Zei ik vastberaden. 'Ja, je hebt gelijk. Dit hoort eigenlijk niet.' Zei hij. Hamza stapte uit en zei:'Kom, we wandelen er wel naar toe. Het is toch niet zo ver. Jij loopt voorop en ik loop onopvallend, een paar meter achter je.' Ik glimlachte en wandelde naar het parkje. Soms keek ik achter me en ik zag dat Hamza wel 10 meter achter me wandelde. Ik voelde me goed. We kwamen aan in het parkje en ik ging op een bankje zitten. Hamza ging aan het meer zitten en deed alsof hij de eenden aan het voeren was. Zo leek het alsof we niet samen hoorden. Ik wachtte ongeduldig. Ik keek op mijn gsm en zag dat het 14:58 was. Nog twee minuten en dan zag ik eindelijk wie het was. Ik staarde twee minuten lang naar mijn schermpje. Het was 15:00 stipt. Ik zag een man in de verte aankomen. Zenuwachtig trok ik aan mijn vingers. Dat doe ik altijd als ik zenuwachtig ben. De jongeman kwam dichterbij. Hij had een pet op zijn hoofd en keek naar de grond. Daardoor kon ik niet zien wie het was. Ik stond op en hij was nu nog maar een paar meters van me verwijderd. Hij hief zijn hoofd omhoog en ik keek in de woeste ogen van......
YASSIN....
Ik had het kunnen weten. Waarom dacht ik niet aan hem?
'Wat doe je hier? Ben jij degene die me die berichten stuurde?' Zei ik bang.
Hij grijnsde, 'Inderdaad. Wat dacht je anders?'
'Hoe kom je aan mijn nummer?' Zei ik.
'Oh, Soumaya toch. Ben je dan zo dom? Ik had in het ziekenhuis je gsm toch afgepakt?' Ik knikte en hij ging verder: 'Toen had ik je nummer opgeslagen.' En hij knipoogde naar me. Ik keek naar Hamza en hij keek vuil naar Yassin. Hamza kwam steeds dichterbij. Yassin zette een stap naar voor. Ik zette een stap naar achter. Bij elke stap die hij naar voor zette, zette ik er één naar achter. Hij nam mijn arm vast en ik probeerde hem van me af te slaan. Voor in het wist lag Hamza op Yassin. Hij sloeg hem op zijn gezicht. Hij bleef maar doorslaan. Ik probeerde hem tegen te houden. Wat als Hamza hem nu doodslaat? Hamza was zo boos. Ik kon hem niet tegenhouden.
'DIT HAD IK NIET VAN JE VERWACHT, YASSIN! HOE DURF JE SOUMAYA DIT ALLEMAAL AAN TE DOEN!?' Kwam er woedend uit Hamza's mond.
Wat?! Kende hij Yassin?
Er was nu geen tijd om erover na te denken. Hamza zou Yassin ieder moment kunnen vermoorden. Zo boos had ik hem nog nooit gezien. Met zoveel mogelijk kracht duwde ik Hamza van Yassin af. Ik keek hem met betraande ogen aan en zei:'Hamza, stop alsjeblieft.'
Hij leek te kalmeren.
Yassin lag helemaal onder het bloed. Het leek of hij niet meer ademde. 'Is hij dood?' Zei ik angstig tegen Hamza.