Deel 3 - Hoofdstuk 4

17 3 1
                                    

Op 28 maart kreeg Joséphine weeën. Ondanks dat ze nog maar net begonnen waren, reed Diederik zijn vrouw naar het ziekenhuis - het was immers een zwangerschap met immens risico, en de verloskundige had hen aangeraden meteen te komen als de weeën zouden beginnen. 

"Hou nog even vol, liefje," zei Diederik terwijl hij Joséphine over haar been aaide. Hij trommelde ongeduldig op het stuur terwijl ze stonden te wachten voor het stoplicht. Meerdere stemmetjes in Diederiks hoofd schreeuwden tegen hem dat hij moest doorrijden, gas moest geven, knallen, maar Joséphine had hem op het hart gedrukt en hem gesmeekt voorzichtig te rijden. Het was alsof Lennard haar dat had ingefluisterd. 

"Ik ben bang," zei Joséphine terwijl ze zichzelf dwong dat niet te zijn. Ze wreef over haar buik, die strak onder de gordel zat vastgesnoerd. Ze wist nu dat ze drie jongens verwachtte. Toch roerde er ergens in haar het gevoel dat er iets niet klopte. Maar Joséphine had geleerd, sinds Lennard, dat haar gevoel haar soms nog wel eens kon misleiden en daarom voelde ze zich ook een beetje radeloos - maar misschien was dat ook misleiding. 

Diederik staarde naar de verregende, nachtelijke weg en aaide zijn vrouw nog maar eens over haar been. Weer kwam hij woorden te kort - iets dat hem vaker overkwam. Het enige wat hij kon was zo snel maar voorzichtig mogelijk rijden. In zijn hoofd noemde hij de namen van zijn jongens één voor één op. Dat gaf hem rust, bracht hem hoop. Dan kwam het goed, daar was hij van overtuigd. 

-

"Hi, Joséphine," zei Marley toen ze binnenkwam. Ze liep naar het echo-apparaat en begon alles voor te bereiden. Op dat moment leek er nog niets aan de hand te zijn, Joséphine had enkel weeën en het ziekenhuis wist hoe ze daarmee moesten omgaan. 

"Knap dat je het tot de 32-weken hebt geschopt, zeg." Marley leek echt onder de indruk. 

Joséphine glimlachte zwakjes. "Ik lijk op een olifant," zei ze sipjes. "Een díkke olifant."

"Welnee!" wierp Diederik tegen. Hij snapte echt niet hoe zijn vrouw, die de zware taak van het dragen van drie kinderen tegelijkertijd op zich had genomen, een dappere keuze, kon zeggen dat ze eruit zag als een olifant. Hij was juist immens trots op haar dat ze het zo lang had uitgezongen met die dikke buik. Hij had het allang opgegeven. "Drie baby's betekent veel ruimte." Iets beters kon hij niet bedenken om te zeggen. 

Marley knikte bevestigend en begon de koude gel op Joséphines buik te smeren. "Laten we de jongens eens even bekijken. Hoe heten ze ook alweer? Ik ben zo slecht met namen."

"Sebastiaan, Julian en Alexander." Joséphine begon te glunderen toen ze de namen uitsprak. Ineens viel alles in elkaar. Het paste. Diederik glunderde ook toen hij hoorde hoe zijn jongens heetten - natuurlijk had hij helpen uitkiezen, maar toch. 

Ondanks het geluk van de ouders, wisten ze allebei dat na de geboorte niet alles over rozen zou gaan. Eerdere echo's hadden vastgesteld dat elk van de baby's lichamelijke problemen leek te hebben. "Sommige zullen misschien vanzelf overgaan of ze zullen eroverheen groeien, andere zijn wat serieuzer," had Marley gezegd. Joséphine had zich daar, natuurlijk, al weken zorgen over gemaakt en met iedereen die maar wilde luisteren gebeld en gepraat en gediscussieerd. Diederik had een andere aanpak gekozen: acceptatie. Als één van de kinderen problemen had, dan was dat maar zo. Hij zou dan niet minder van zijn zoon houden. Echt niet. Zo zat hij niet in elkaar. Aan beide denkwijzen zaten voor- en nadelen. 

"Oh," zei Marley opeens. 

Joséphine schoot meteen in de bezorgde-moeder-modus. "Wat? Wat? Is er iets niet goed?!"

Marley gebaarde dat ze rustig moest doen, wat een loze opmerking was. Natuurlijk zou ze dat niet doen - ze had om de vijf minuten een wee, en nu hoorde ze dat er waarschijnlijk iets mis was.  

"Van baby B," begon Marley, "kan ik geen hartslag vinden." Het nieuws sloeg alle geluid in de ruimte dood. Zelfs het bed durfde niet meer te kraken en ook Diederiks schoenen piepten niet meer over de vloer. Het was alsof de ruimte zijn respect uitte door te zwijgen, terwijl stilte nou net dat ene ding was dat zó verschrikkelijk aanvoelde. Joséphine had zich op dat moment liever in een drukke winkelstraat begeven dan in die stille ruimte. 

"Is... is hij..." Diederik kon de naam 'Julian' niet over zijn lippen krijgen, en het woord dat de staat waarin deze nu verkeerde ook niet. Marley begreep echter wat hij bedoelde. 

"Ik weet het niet, ik weet het echt niet. Ik zal de hoofdverloskundige even roepen. Excuseert u mij." 

Diederik ging naast zijn vrouw in het bed liggen, en zij begroef haar hoofd tegen zijn borst. Zijn overhemd rook naar katoen en zweet, maar dat gaf niet. De warmte omringde haar. Ook al voelde het alsof haar leven zich op het randje van de afgrond bevond, verlichtte die lieve actie van haar man haar gevoel van wanhoop. 

Een paar uur later, toen Joséphines weeën gaandeweg steeds sterker werden en haar emoties de ene minuut totaal tegenovergesteld waren aan die van de minuut daarvoor, kwam het verlossende woord. 'Baby B', beter bekend als Julian Fitzgerald-Kerangal, leefde niet meer. Zijn zwakke hartje had het opgegeven. 

Diederik en Joséphine wisten al een tijdje dat Julian een zwak hart had, bij alle echo's klopte het veel sneller en onregelmatiger dan bij de andere twee. Maar toen waren er bij niemand alarmbellen gaan rinkelen - en terecht. Zoiets ziet men vaker en negen van de tien keer wordt het probleem door de baby zelf overkomen of groeit hij of zij er zelfs overheen. Deze keer alleen niet. 

Helaas kreeg het stel weinig tijd het verlies van Julian te betreuren - de bevalling was begonnen. Snel werd Joséphine gereed gemaakt voor een keizersnede. Diederik probeerde haar tot bedaren te brengen. Hij knielde voor zijn trillende vrouw neer en dwong haar hem in de ogen te kijken. Dat deed ze, en heel even werd Diederik betoverd door hun schoonheid, ondanks de tranen. Toen herpakte hij zichzelf. Eindelijk was zijn brein in staat de juiste woorden te vinden.

"Liefje, luister naar mij. Ik ga je niet vragen om 'sterk' te zijn, want dat moet helemaal niet. Je voelt wat je voelt en ik doe dat ook. Dus schroom niet om je tranen, laat ze vloeien als je wil. Maar we gaan nu, met zijn tweetjes, jij en ik, onze zoons halen. Ik wil dat jij het eerste bent wat ze zien. Je hoeft niet te lachen of iets, echt niet. Weet gewoon dat ik zó trots op je ben omdat je dit volbracht hebt, oké?" 

Joséphine knikte en bedankte haar normaliter zwijgzame, bedachtzame, schat van een man. De verpleegster die in de ruimte aanwezig was, gaf haar een bemoedigende klap op de schouder. Half lachend slikte Joséphine haar tranen in. Ze ging plat op het bed liggen, haar ogen gericht op het witte plafond met de felle lampen. Het bed begon langzaam te rijden, maar ze voelde het niet meer. 

Diederik draafde op gepaste afstand achter haar aan. Zijn hart klopte in zijn keel, hij was gespannen voor wat er zou gaan komen. Toch verbood hij zichzelf bang te zijn. Als er iemand reden had dat te zijn, was het Joséphine, sprak hij zichzelf toe, en dus besloot hij alleen maar uit te kijken naar de komst van zijn jongens, en ook rouwde hij al om Julian. Hoop had hij niet meer.

De Geschiedenis van de Familie Fitzgerald ✓Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu