Deel 3 - Hoofdstuk 9

9 3 1
                                    

Het is enkele jaren later. Alexander en Sebastiaan zijn nu vijftien, hun nichtje twaalf.

Terwijl Alexander zicht ontpopte tot sociale vlinder en door iedereen geliefd was, de beste vrienden en cijfers had en zich altijd bekommerde om zijn uiterlijk, kwijnde Sebastiaan een beetje weg.

Ondanks dat deze precies even knap was als zijn broer, genoot hij minder sociaal contact. Hij kon nooit gezellig gaan sporten met vrienden of domme puber dingen doen - en daar baalde hij van. Alexander probeerde hem bij zíjn sociale leven te betrekken, maar verloor zijn broer in de snelheid ervan en moest hem op een gegeven moment met rust laten.

Daardoor was hij vatbaar voor slechte mensen. Één van die slechte mensen was Oleg Dmitrovski. Ja, de man die eens dronken achter het stuur zat en toen Claude D'Arnaud en Lennard Fitzgerald de dood in reed. De man had totaal geen gewetenswroeging - misschien kwam dat door de alcohol.

Op een dag besloot deze Dmitrovski Sebastiaan te benaderen - na hem een tijdje bestudeerd te hebben. 

Op het pleintje voor de school, waar de tieners normaliter rondhingen voor, tijdens en na schooltijd, zat Sebastiaan in een hoekje zijn boterham te veroberen. Hij wachtte tot Alexander uit zou zijn zodat hij met hem mee naar huis kon - Sebastiaan kon namelijk niet over alle drempels komen in zijn eentje. 

Hij zag de man al op hem af komen lopen, maar was simpelweg te lui om aan de kant te gaan. Het enige wat hij deed was zijn boterham stilhouden voor zijn mond, verstijfd. De man, gekleed in een lichtgrijs pak met een donkerrode stropdas en lakschoenen kwam met een drijgende blik op hem af. Bang voor hem was Sebastiaan niet - lichtelijk bedreigd voelde hij zich wel, maar dat liet hij natuurlijk niet blijken. 

"Hallo," zei de man met een lage stem. "Ik ben Oleg Dmitrovski." 

"Hallo," zei Sebastiaan. "Ik ben Bas." Hij had geen idee wat deze Oleg van hem wilde, maar vond nu weglopen ook een beetje vreemd. Toch liet hij onbewust wel zien zich niet op zijn gemak te voelen, want zijn handen omklemden de handvatten van zijn rolstoel zo stevig dat zijn knokkels wit werden. Hij leunde ook een tikkeltje naar achteren, om zo ver mogelijk van deze man met een vieze adem uit de buurt te blijven. 

"Zeg, Bas, vil jij misschien vat zakcentjes verdienen?" Hij boog zich naar de jongen toe en knielde zelfs op de grond neer, alsof hij praatte tegen een klein kind. De meeste mensen deden dat om te laten zien dat ze bereid waren zichzelf te "verlagen" tot het niveau van hun gesprekspartner. Sebastiaan, of Bas, had daar een ontieglijke hekel aan - hij voelde zich dan gekleineerd en keek liever omhoog naar degene die tegen hem praatte, als een gelijke. 

"Ik heb geld genoeg, meneer. Dankuwel." 

Dmitrovski liet zich echter niet zo snel afwimpelen. "Ik heb een onopvallend iemand nodig voor mijn zaakjes, Sebastiaan Fitzgerald. En jij lijkt mij daar uitermate geschikt voor." 

Bas schrok van het feit dat deze man zijn naam kende. Hij slikte hard, maar het hielp niet. De angst gustste door zijn lichaam als een vloedgolf en hij begon zelfs een beetje te trillen. Hoe kon hij zich hieruit redden? Er was ook niemand op het plein die hem zag, de bel ging pas over een kwartier... het enige wat hij kon doen was wegrollen, maar dan zou Dmitrovski hem binnen drie passen te pakken hebben. Er was geen uitweg. 

"Eh, daar ben ik niet zo zeker van, meneer." Alleen met deze man blijven praten was een manier om zichzelf uit deze situatie te krijgen. "Zoekt u maar iemand anders, ik ben ongeschikt." 

"Vaarom? Ik denk dat jij heel handig bent!" drong Dmitrovski aan. Hij begon ongeduldig te worden. Hij móést van zijn spulletjes af, en wel gauw! Als de politie hem nu te pakken kreeg, was hij het haasje. Hij moest er gewoon voor zorgen dat deze jongen, die hij de afgelopen twee weken zorgvuldig gespioneerd had, meewerkte. En als dat niet lukte, had hij altijd nog zijn grover geschut. 

"Meneer, u maakt mij daar niet blij mee! Ik heb veel meer geld dan ik nodig heb en hoef dus niets extra's. Dankuwel. Zoek maar iemand anders, ik ben ongeschikt!" herhaalde Bas, nu wat dringender. 

Toen knapte er iets in Dmitrovski. Hij greep, in een flits, Bas' pols vast en hield deze zo stevig vast dat de bloedvaten deels werden bekneld. Sebastiaans hart begon keihard te kloppen in zijn borst, zweet lekte over zijn rug, zijn T-shirt kleefde aan zijn borst. Dmitrovski boorde zijn ijzige ogen in de terughoudende exemplaren van Bas. 

In een flits zag de laatste een flashback van een zomermiddag, van om en nabij vijfentwintig jaar geleden, toen twee jongens in een rode sportauto met een normale snelheid over een eenzame, zonnige weg reden, kletsend over het leven en de definitie ervan. Een van de jongens leek sterk op zijn oom Olivier, en in een flits besefte Sebastiaan wie het was en wat er was gebeurd. Toen werden zijn oom en Claude D'Arnaud frontaal werden geraakt door een bezopen man met woeste ogen en een wilde baard. Het was Dmitrovski.

Het universum had besloten Sebastiaan die informatie te geven, om hem te laten weten wie er voor hem stond, met wie hij wellicht in zee zou gaan. Bas wilde niet, maar had geen keus. Toen zijn arm pijn begon te doen van de ijzeren greep van deze Rus, knikte hij maar. 

"Ik vist vel dat je het zou doen. Brave jongen." Hij klopte Bas op zijn schouder en liet zijn hand daar vervolgens rusten. Bas wilde hem eraf schudden, maar deed het niet. Verstijfd van de angst over waar hij in godsnaam mee in had gestemd. 

"Stuur je broer maar een berichtje dat er iets is tussen gekomen. Ik ga je je nieuwe verkplek laten zien." Dmitrovski duwde Sebastiaan, die lichtjes tegenstribbelde maar niet de macht had iets terug te doen, het plein af. Met zijn vrije hand voelde Oleg in zijn zakken, waar de zakjes rustig op hem lagen te wachten. Eindelijk had hij een handelaar gevonden, en ook nog eens eentje die niet zo makkelijk kon ontkomen. Kwetsbare mensen waren nou eenmaal zijn prooi. 


De Geschiedenis van de Familie Fitzgerald ✓Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu