Hoofdstuk 35

572 16 3
                                    

Puck P.O.V.

Het ging stukke beter met Dewi. Dat zag je zo. Ze begon langzaam ook weer haar te krijgen. Ik zelf had al korte plukken haar op mn schedel. Dewi was vaak wakker. Maar was ook niet meer zo vaak moe. Ik voelde me weer even gelukkig. Ik had nog hoop. Ik was blij dat ze die bestraling had ondergaan en goed de chemo pillen in nam.Met een grote glimlach op mijn gezicht stond ik voor het ziekenhuis. De zoveelste keer. Ik had nog wat voor haar gekocht. Snel uitgezocht maar met liefde en beleid uitgezocht. Ik liep de draaideur in en liep de rondte mee tot de opening. De warmte blies in je gezicht. Ik keek even om me heen en nam de trap. Uiteindelijk moest ik ergens in de gang zijn. Na een paar gangen te hebben gelopen was ik er eindelijk. De deur stond open. Voorzichtig stapte ik de kamer in. Dewi lag alleen. Dit keer had ze haar ogen weer dicht. Haar lippen waren vaag vervormd in een lachje. Ik ging op de stoel zitten en legde het cadeautje op het kastje naast haar. Voorzichtig legde ik het neer. Zachtjes liet ik me in de stoel vallen. Ik bestudeerde Dewi. Dat deed ik wel vaker. Zeker als ze sliep. Ze zag er dan zo vredig uit. Net een gevallen engel. Haar gezicht mooi gevormd. Mooi lippen. Mooi goudblonde haren dat haar gezicht sierde. Nu niet meer. Alles aan Dewi klopt gewoon. Ze is perfect. Ook zonder haar. Nu heeft ze een kort koppie. Staat haar lief. Bij Dewi staat altijd alles. Haar oogleden trilde en ze opende haar mooie bruine kijkers. "Puck." er glinsterde wat in haar ogen. Ik keek haar lachend aan. "Je word beter." Ik pakte haar hand en strengelde mijn vingers in die van haar. Ik keek haar in haar ogen aan. Haar mooie bruine ogen die glinsterde. Alsof er sterretjes in zaten die straalde. Ze keek me bemoedigend aan. "Ik hoop het." ze toverde een lief lachje tevoorschijn. "Zeker." ik gaf haar een kort kneepje in haar hand. "Ik mis je." ik voelde me even emotioneel worden. Waarom dat ineens. Ik knipperde vluchtig met mijn ogen. "Mn vader.." begon ze treurig. "Hij heeft een hartaanval gehad... afgelopen dagen. Ze hebben hem optijd kunnen redden. Maar nu heeft hij een hersenbeshadiging." snikte ze. Wow heftig. Ik wist even niets te zeggen. Ik keek haar alleen maar aan. Vol medelij. Haar lippen krulde omhoog. Ik boog naar voren en drukte voorzichtig een kus op haar lippen. Ze rook lekker, naar haarzelf. Ze had een lekkere lichaamsgeur. Daarom was het ook altijd fijn als je in haar buurt stond , je haar dan rook. Op een goeie manier. Je wilt gewoon bij haar in de buurt blijven daarvoor. Natuurlijk niet alleen daarvoor. Ze staarde even afwezig voor zich uit. Ik keek haar vragend aan. Meteen glimlachte ze. "Word ik echt beter?" vroeg ze twijfelend. Haar wenkbrauwen fronste mee. Ik knikte. "Ja." O ja. Het cadeau. "Ik had nog wat voor je. Niet heel bijzonder hoor. Maar gewoon."Ik stond op en pakte het van het kastje af en gaf het aan Dewi. Verbaasd keek ze naar wat ze in haar handen kreeg gedrukt. Voorzichtig haalde ze het plakbandje los. Vanzelf opende het papier zich. Het was een pluffige knuffel. Een teddybeertje. Die een hart vasthoud "Lief." prevelde ze. Ze drukte de knuffel tegen zich aan en kneep haar ogen dicht. Het zag er grappig uit. "Word snel beter." ik stond op en gaf haar een kus. Ik liep de deur uit. Naar huis. Een blij gevoel kroop bij me op. Dewi word beter.Zoals het nu er uit ziet. Blij trappend fietste ik naar huis. Het verkeer was druk. Auto's toeterde. Langzaam fietste ik door. In de verte hoorde je de ambulance. Turend keek ik naar voren. Ik zag in de verte een groepje mensen staan. Auto's en fietsers. Met vaart fietste ik er heen. Ik voelde mijn keel langzaam brandde. Mijn hart begon sneller te bonken. Ik kreeg het warm van het snelle fietsen. De ambulances naderde steeds dichterbij. Ikzelf was er al bijna. Ik zag dat er iemand op de grond lag. De haren staken er onder uit. Vuurrood. Mijn hart begon stil te staan. Ik kon het me niet realizeren.Maar het was toch waar. Geschrokken was ik van de fiets afgestapt en de fiets glipte uit mijn hand. Met een kletterend kabaal viel hij op de grond. Dat deerde me niet. Het meisje wel. Haar lippen waren rood gestift. Haar ogen zwart omrand met eyeliner. Haar gezicht zag er bleek uit. Esmee. Esmee, mijn zus. Waar ik al jaren geen contact meer mee had. En nu ligt ze palm voor mijn neus op de grond. Met trillende benen duwde ik mensen aan de kant om bij haar te komen. Ik knielde naast haar neer. Een man zat ook bij haar geknield. Snel pakte ik haar pols, om te voelen of ze nog leefde. Ineens kwamen de ziekenhuis gebroeders die haar op een brandcard legde. "Ik wil mee." zei ik schor. Toen ze haar in de wagen legde. " Ben je familie?" bromde de vrouw. Ik knikte. "Stap snel in." Ik stapte gehaast de wagen in en nam plaats. Esmee lag er stil bij. De vrouw deed infuus in haar arm en plakte dingentjes op haar borst om haar hart te controleren. Haar hart klopte onregelmatig. Zachtjes bad ik dat ze bleef leven.

Blijf van me af!Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu