Hoofdstuk 16

800 26 0
                                        

Dewi P.O.V.
Ik schrok ervan wat ik zei. Pommi. Hoe kom ik daar nou ineens bij. Zij was toch niet diegene die daar lag? Of toch wel..? Ik wist het niet meer Puck aaide me over mijn rug.

Pommi P.O.V.
Ik hoorde allemaal stemmen. Maar ik zag niks. Alleen maar zwart. Ook al opende ik mijn ogen. Alles was wazig. Ik herinnerde me niks meer Afentoe ving ik gesprekken op maar die waren zo snel ze bij me binnekwamen weer weg. Ik vergat dingen. Wat ik wel wist was dat ik ergens lag. Het was stil. Het was saai zo zonder iemand om je heen. Was er wel iemand? Wie zouden weten wat ik hier doe dat ik hier überhauptw hier ben. Ik zelf weet het niet eens. Ik wil naar papa en mama toe. Ik wil bij ze zijn. Ik wil hun warmte om me heen voelen. Me veilig voelen. Ik begon te huilen. Vanbinnen. Ik deed mijn ogen open. Ik zag alleen maar een leegte. Een zwart gat. Dat was het enige. Ik liep op blote voeten. Ik liep naar het gat toe. Het begon winderig te worden. Mijn haar ging voor mijn ogen. Ik was nog maar een paar passen van het gat verwijderd. Ik liep door. Het zwarte gat zoog me op. Er ontsnapte een kreet uit me keel. Ik hield mij ogen dicht. Ik belandde op de grond. Ik belandde zacht. Het kriebelde onder mn voeten. Het werd licht voor mijn ogen. Langzaam deed ik ze open. Ik bevond me op een heuvel. Het had een mooi uitzicht over de anderen heuvels. Er waren ook dallen. Ik was omringt door mooie bloemen. Ik snoof de geur op. Het rook lekker zoet. Ik hield van deze geur. En een vleugje jasmijn. Ik ging liggen en staarde naar boven. 'Waar ben ik eigenlijk?' vroeg ik mezelf af. De lucht was helderblauw. ik had een jurk van kant aan. Het gras lag lekker. Ik zuchtte. Ik zuchtte van geluk. Ook al was dit niet de echte wereld. Ik was hier gelukkig. Het was er vredig. Rust aan je hoofd. Ik sloot mijn ogen weer. Het voelde allemaal zo echt. Toen was het weer donker. Ik hoorde weer mensen praten. Niet goed.

Dewi P.O.V.
"We moeten naar haar ouders." riep ik vaststellend. Puck knikte. We deden onze schoenen aan en liepen naar Puck zijn auto. Puck reed naar de ouders van Pommi. We stapte uit en drukte op de bel. Het was licht. Met de Zomer is het buiten altijd lichter. De moeder deed open. Ze zag er gebroken uit. "Pommi ligt in het ziekenhuis." zei ze krakend. De tranen volgde over haar wangen. Ze gaf ons een briefje met het ziekenhuis waar Pommi in lag en het kamernummer. Ik nam hem aan. Straks is ze dood. Of is ze toegetakeld. Er ging van alles door me heen. Puck trok me mee naar de auto. En reed naar het ziekenhuis. "Gaat het?" vroeg Puck lief. Ik knikte. Hij hield mijn hand vast terwijl hij stuurde. We waren er. Het was een groot ziekenhuis. We gingen door de draaideur. Een walm van het ziekenhuis geur kwam me tegemoet. Ik voelde mijn hart bonken. Puck liep naar de balie en vroeg naar de kamernummer. Hij knikte en liep voor me. We stopte bij een deur. Hij pakte de deurklik en opende de kamer. Ik zag Pommi liggen. Ik liep niet verder dan de deuropening. Ik stond er versteend bij.

Blijf van me af!Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu