Hoofdstuk 30

643 19 2
                                    

Puck P.O.V.

Ineens hoorde ik sirenes. Van de ambulance. Ze kwamen steeds dichterbij.. Straks.. straks is het voor Dewi. Nee toch... Ik liep naar de docent toe. "Mag ik naar de wc?" vroeg ik fluisterend. Hij knikte. De ambulance sirenes was gestopt. Ik spurde naar het lokaal van Dewi. Op dat moment liepen er mensen eruit. Met een brandcard. Dewi.. Laat het haar niet zijn. Nee Dewi!!! Ik rende op ze af. "Dewi!!!" schreeuwde ik. Ik weet dat ze me niet kan horen.. Maar toch. De ambulance broeders duwde me opzij en rende naar buiten. Zolang het lukte rende ik achter ze aan. Ze brachten Dewi in de ambulance. "Ik wil mee." riep ik. "Snel." riep er een. Ik stapte snel in. Ze sloten de deuren. De ambulance reed. Een vrouw deed infuus in haar arm. Dewi lag er zwakjes bij. Bleek. "Is het ernstig?" vroeg ik trillend. De vrouw keek me aan. "We kijken wat er aan de hand is en zien dan wel. Ze red het vast." ik keek haar geschrokken aan. "Ze gaat toch niet dood..?" vroeg ik fluisterend. Ik voelde de tranen op borrelen. Ze mag niet dood.. Ze mag niet ziek zijn. Ik wil haar bij me hebben. Voor altijd.. De vrouw leek te aarzelen en viel dus stil. Ze keek naar de hartslag van Dewi op een monitor. Hij ging regelmatig. Ik pakte haar hand en wreef met mijn duim over haar hand. Ze voelde.. warm aan. Ze lag er een beetje vredig bij. Gelukkig.Ik moest weer wachten in de wachtkamer. Het leken wel uren die verstreken. Ik had haar moeder meteen gebeld. Ze zou komen wanneer ze klaar was. Onrustig liep ik heen en weer. Ik voelde me gespannen. Ik werd zenuwachtig van mezelf. Eindelijk kwam er een doktor. "Familie van Dewi?" ik knikte. "Vriend." verbeterde ik snel. "Kom maar met me mee. Ze leeft nog. Maar ze moet hier weer een paar dagen rusten. Ze heeft waarschijnlijk net iets te veel gedaan wat haar lijf niet aan kan daardoor." Hij opende de deur waar Dewi lag. Ze lag weer aan infuusjes. Ze sliep. De monitor naast haar volgde haar hart. Haar hart klopte normaal.Ik liep op Dewi af. Zachtjes plantte ik een kus op haar wang. Ik keek naar haar. Naar haar lieve gezicht. Haar gezicht zag er nu wat ingevallen uit. Ze zag er mager uit. Ik pakte een stoel en zette die naast het bed. Ik liet me in de stoel vallen en zuchtte. Waarom moet ze nou leukemie hebben.. Ze mag niet ziek zijn. Ze moet beter worden. Ik sloot even mijn ogen. Gewoon voor de rust. Waarschijnlijk zullen ze me missen op school. Ik grinnikte even. Maar dat zal wel. Dit is belangrijker. "Puck..?" Dewi klonk zwak. Haar stem trilde een beetje. Meteen deed ik mij ogen open. "Dewi." ik glimlachte naar haar. Haar ogen stonden dof. Er zat een klein sprankeltje leven er in. "Je word beter." beloofde ik haar. Ik pakte haar hand en gaf er een kus op. "Word ik niet." bracht ze er met moeite uit. Jawel. Ze word beter. Ik wil haar niet kwijt. Ik wil haar niet weg.. Ik wil haar hier. Ik wil haar levend. Ik wil haar gezond. "Zeg dat niet." ik probeerde mijn tranen weg te knipperen. "Je word beter." zei ik fel, om haar te overtuigen dat er nog hoop is. Of meer om mezelf te overtuigen.. Want ergens diep vanbinnen heeft ze misschien gelijk. Maar ik geef het niet toe. Want ze zal beter worden! Dewi glimlachte zwak. Ze deed haar ogen dicht. Ze fronste. Uiteindelijk ontspande haar gezicht.Ze ademde rustig in en uit. Ze sliep. Zachtjes liet ik de tranen lopen. Snel veegde ik ze weg. Niet huilen. Sprak ik mezelf toe. De tranen stopte met moeite . Ik veegde de laatste paar tranen ruw weg.De deur klapte open. "Dewi, waar is Dewi?" vroeg de angstige stem van de moeder. Ze stormde op Dewi af die nog sliep. Ze gaf een kus op haar hoofd. "Is, is ze, in coma?" vroeg ze voorzichtig. "Nee ze slaapt." stelde ik de moeder gerust. Ik schonk haar een klein lachje. "Ga toch zitten." ik weds naar de stoel waar ik zat. Ik stond op en nam haar mee naar de stoel. "Gaat alles verder goed met haar?" vroeg ze fluisterend. Ik knikte. "Volgens mij wel." Ik stond naast de stoel. Niet zo goed wetend wat te doen. "Ik ga." zei ik zacht. De moeder van Dewi keek om. Ze knikte. Met mijn schouders naar beneden mijn hoofd omlaag liep ik weg. Ik liep door de gangen. Naar de uitgang. Ik pakte mijn fiets en fietste naar huis. Eenmaal thuis zette ik mijn fiets neer en snelde naar boven en deed de deur open. Er was niemand. Ik was weer alleen. Ik liep naar de keuken en zette koffie klaar. Iets sterks. Dat heb ik nodig. Onhandig haalde ik mijn mobiel uit mijn zak. Ik toetste het nummer van Dan in. "Ja?" zei de stem van Dan. "Kan ik langskomen?" vroeg ik hem. "Tuurlijk." zei hij lief. Ik hing op en nam slokken van de koffie. De laatste slokken gooide ik in een teug in mijn mond. Nadat ik dat had gedaan pakte ik mijn fiets weer en fietste naar Dan. Gelukkig woonde hij niet hier ver vandaan. Dan zijn huis is niet klein. Het is een lief schattig huisje. Ik drukte op de bel. "He man." zei Dan. We begroette elkaar. "Kom gaan we lekker gamen." het was meer een conclusie. Ik knikte. Dan pakte bier en chips. We installeerde ons zich in zijn kamer op de poefen voor de tv. Dan pakte een spel uit de la en deed hem er in. We gingen xboxen. Gezellig zo. Even afleiding.

Blijf van me af!Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu