Hoofdstuk 28

650 20 2
                                    

James P.O.V.

Stomme Katerine. Ik dacht dat ze me zag zitten. Ze keek me zo opwindend aan. Maar nee. Die bitch had een andere. Daarom ging ik weer met Dewi. Waarom kan ik me niet bedwingen? En nu moest ik doodleuk alles aan pap vertellen wat ik doe ? Ja daaaghh! Die Katerine hoef ik trouwens ook niet meer te zien. Ze is een bitch. Vanbuiten knap. Maar vanbinnen lelijk.

Dewi P.O.V.

Ik lag al wel een week of langer in het ziekenhuis. Voor mijn gevoel ging het niet beter. Ik had al een tweede bestraling gehad. Dat had mij erg uitgeput. Ik nam braaf de medicijnen in. Rick zei dat het normaal was dat ik haar uitval kreeg. Tuurlijk... Ik kreeg op mijn hoofd steeds meer kale plekken. Gelukkig had Pommi een beanie voor me gekocht. Dat was lief van haar. Ik vroeg aan Puck laatst of hij nog steeds met me wou.. omdat ik lelijk ben , kaal word. Hij zei dat het hem niet uitmaakte. Hij houd van me zoals ik ben. Dat gaf me een opluchting. Maar toch. Wat als ik wel doodga..? Wat als ik het allemaal zich ineens verspreid. Ik kreeg een angstig gevoel. Een beklemmend gevoel. Dat haatte ik. Rick kwam weer. "Je mag naar huis, niet heel lang. Maar voor een tijdje. Je kunt van alles doen. Als je het maar rustig aan doet. Want je blijft nog steeds ziek." sprak hij me streng toe. Ik knikte. "Je moeder is onderweg hier naar toe. Dus je word zo opgehaald. Verder goed je chemo inslikken." ik knikte braaf. Rickc haalde het hele gedoe van mijn hand af. Ik voelde me wat bevrijd. Het bloedde. Snel deed hij er een pleister overheen. Ik ging alvast in de rolstoel zitten. Wachtend op mam. "Nou tot ziens. Ik zie je wel weer." glimlachte hij. "Tot ziens." zei ik. Ik reed naar het raam. Ik staarde naar buiten. Ik was al langer dan een week niet buiten geweest. Ik keek naar de lucht. Zwaluwen vlogen in de lucht. De hemel was hemelsblauw. Ik glimlachte. "Dewi, kom je?" vroeg mam ineens. Ik draaide om. "Ja ik kom." ik glimlachte naar haar. Ze reed me naar de auto. Ik snoof de buitengeur op. Warmte. Ik heb buiten gemist. Bij de auto klapte we de rolstoel in. We legde hem achterin. Ik ging naast mam zitten. Voorin. Ik keek naar buiten. Dit had ik allemaal gemist.Vrolijk kijk ik naar buiten. Kijkend wat er langsflitst. Mensen die lopen. Mensen die fietsen. Kinderen die lachen. Kinderen die huilen. Kinderen die nors kijken en noem maar op. Ik voel dat ik weer een klein beetje leef.Als we thuis aankomen, ziet alles er nog hetzelfde uit zoals ik het had achtergelaten. Mam pakte de rolstoel en nam hem mee. Ze opende de deur. Ik hing mijn jas op. Het rook ook precies hetzelfde. "Mag ik naar mijn kamer?" vroeg ik. "Ja, ga maar lekker rommelen." zei mam glimlachend. Ik keek haar blij aan. Ik liep naar boven. Naar mijn vertrouwde kamertje. Ik liep mijn kamer in. Niemand heeft er aan gezeten. Misschien wel schoon gemaakt. Zuchtend liet ik me op het bed vallen. Ik hield van mijn kamer. Mijn haar begon steeds meer uit te vallen. Ik had veel kale plekken. Ik zou kaal worden. Dat was iets waar ik tegenop zat. Kaal worden. Morgen ging ik wel weer eventjes naar school. Wel met de rolstoel. Anders zou ik het misschien niet heel goed redden. Ik was blij dat ik weer naar school kon. Mam bracht me met de auto. Ik had geen zin in de rolstoel dus zette die aan de kant. Ik had mijn beanie op. Ik had mijn overgebleven haar in een schuine vlecht gevlochten zodat het over mijn schouders viel. Zo zag je de kale plekken niet. Ik schaam er ervoor. Pommi was blij dat ik er was. Alle docenten waren inmiddels ook ingelicht. "Fijn dat je weer weer bent." mevrouw Hoogveen schonk me een lief lachje. Ik lachte terug. Ik voelde dat de meeste naar me staarde. Ik voelde me ongemakkelijk. Ik richtte me op het werk. Ik zat naast Jaik. "Hoe gaat het?" vroeg hij fluisterend. "Oke." beantwoordde ik. Ik voelde me een klein beetje moe. Meer niet. Af entoe fluisterde we wat. "Jaik, Dewi. Aan het werk." riep Mevrouw Hoogveen. "Dewi, kun je anders vertellen, over je situatie." ik keek verschrikt op. Wat.. moet ik gaan vertellen dat ik leukemie heb..? ja daaaghh... "Nee liever niet." antwoordde ik beschaamd. Ik voelde dat ze naar me keken. "Ik heb ze alleen ingelicht dat je iets had waardoor je niet op school was. ik wist niet of ik het mocht vertellen." ik knikte. "Dank u, maar het is niet nodig." probeerde ik lacherig. "Het is wel belangrijk Dewi!" zei ze streng. Ik keek geergerd. Jaik gaf me een duwtje. "Vooruit." mompelde ik. Langzaam strompelde ik naar voren. Alle ogen waren op mij gericht. Ik werd er ongemakkelijk van. "Nou.. ehm ik heb leukemie. Het is goedaardig. Het zal misschien goed gaan." verder wist ik niet zo goed wat ik moest vertellen.Ik keek verlegen de klas rond. Sommige staarde me geschrokken aan. "Word je kaal?" vroeg Libby. Een klein meisje. Wel brutaal. Ik schrok even van haar vraag. Daar wilde ik liever niet aan denken. Iets wat ik liever vermeed. "Ja." zei ik zacht. Ik slikte. Ik voelde mijn wangen rood worden. Iedereen vroeg wat erover. De bel was mijn redding. Aan het einde van de dag gebruikte ik de rolstoel. Ik voelde me doodop. Mama stond al op me te wachten buiten bij de auto. Met een rechte lijn reed ik naar de auto. Ik voelde mensen staren. Ik beet op mij lip. Ik keek recht voor me uit. Mama hielp me met de rolstoel in te klappen. Ik ging naast haar in de auto zitten. Zuchtend zat ik in de auto. "Ik wil niet ziek zijn." ik staarde wazig voor me uit. Mama legde een hand op mijn knie en streelde me. Ik voelde me fijn. Thuis aan gekomen kroop ik tegen haar aan. Ik wilde een fijn gevoel hebben. Ik lag als een balletje op mama haar schoot. Ze aaide me over mijn rug. Ik ademde diep in. Ik voelde me fijn en veilig. Maar helaas ook moe..

Blijf van me af!Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu