De vrijdag dat ik met David heb afgesproken is vlug, want nu sta ik alweer mijn haar te doen voor de spiegel.
Ik trek mijn muts over mijn korte zwarte lokken en doe mijn jas aan, dan pak ik mijn fiets en rij naar het cafeetje in het winkelcentrum.
Binnen ons dorp heeft iedereen het over het afgebrande huis in Berlijn, maar ik bemoei me er niet meer mee.
Wanneer ik er ben zet ik mijn fiets in de fietsenstalling en loop naar binnnen, waar ik hem al zie zitten.
Ik glimlach vriendelijk en ga naast hem zitten, meteen vraagt hij wat ik wil drinken en besteld hij het.
Daarna krijgen we een lang maar gezellig gesprek.
Hij verteld me dat hij zijn moeder 2 jaar geleden verloren heeft en aangezien hij altijd ruzie had met zijn vader besloot hij bij zijn oma te gaan wonen in Mutterfield, dus 2 straten van mij af.
Van de Cola veranderen onze drankjes naar bier, en zo naar steeds sterker drank.
Wanneer hij voorstelt om naar zijn huis te gaan twijfel ik toch eventjes maar stem toch toe, wat heb ik te verliezen?
Aangezien we niet echt meer kunnen recht fietsen lopen we naast onze fiets, tot hij stopt voor het ingang van het bos.
‘’Nee! Woon je daar?’’ roep ik opeens verschrikt.
Hij kijkt me raar aan en knikt ja. ‘’Is dat een probleem ofz?’’
‘’Nee, maar.. Ik moet gaan, Sorry ik spreek je nog!’’
Na die woorden spring ik op mijn fiets en fiets al een gek weg, hoe toevallig is dat nu weer?
Ik kan niet langer dan 5 minuten in dat huis zijn, het huis waar het allemaal gebeurde.
Als ik bij mijn huis ben gooi ik mijn fiets neer en gooi de voordeur achter me met een klap dicht.