9

118 3 0
                                    

POV Levi

Ik graai in mijn jaszak. Waar is die verdomde portemonnee?

De kantine juffrouw kijkt me intussen geïrriteerd aan. Achter me staat nog een lange rij.

'Geen geintjes jongeman.'

Mijn vriend Mick rolt met zijn ogen en pint het geld. 'Wat is er gozer?'

Ik neem dankbaar mijn tosti zonder ham aan en sjok terug naar onze tafel. 'Ik denk dat ik mijn portemonnee thuis vergeten ben.'

Hij knikt en gaat in gesprek met een van de andere jongens van ons tafeltje.

Een ongerust gevoel verspreid zich over mijn lichaam.

De laatste keer dat ik mijn portemonnee had was in de winkeltje. Bij dat meisje.

Ik vraag me af hoe zij het boek vind. Ze leek me iemand die alle boeken leuk vond. Maar uiterlijk kan bedriegen, dat weet ik maar al te goed.

Nog steeds met een frons op mijn voorhoofd kijk ik naar de jongens om me heen. Geen van alle lijken ze door te hebben dat er iets mis is.

Met een berustende zucht meng ik me in een gesprek. Ik moet thuis maar zoeken naar mijn portemonnee.

*

Ik bind mijn fiets stevig vast aan de lantarenpaal. Hier in de buurt is dat niet de beste plek maar een betere plek hebben we niet.

De twee kettingsloten rammelen als ik ze loslaat.

Met iets meer haast dan gewoonlijk loop ik de trappen naar ons appartement op.

Ik hoop maar dat mijn portemonnee binnen ligt.

Het is stil in huis. Mijn moeder en broertje zijn duidelijk niet thuis.

Binnen is het schemerig maar het licht doe ik niet aan. Zonde van de elektriciteit.

Zonder mijn jas uit de trekken ren ik naar mijn kamer. Daar ligt mijn portemonnee in ieder geval niet.

In de kleine kamer zijn niet veel plekken waar het kan liggen.

Op het aanrecht ligt het ook niet.

De voordeur gaat weer open. 'Ik ben thuis!' Schalt mijn moeders stem.

Ik laat mijn sleutelbos vallen en geef haar een kus. 'Heb je mijn portemonnee gezien?'

Ze fronst haar perfecte wenkbrauwen en legt haar zware werktas op de keukentafel.

'Waarom zou ik jou portemonnee zien?'

Ik slik en draai me om. 'Ik ben hem kwijt.'

Een geschrokken wat? verlaat haar mond.

Ik kijk geïrriteerd over mijn schouder. 'Kwijt ja, ik weet niet waar hij ligt.'

Ze kijkt me niet aan en wast haar handen. 'Zorg maar dat je hem vind.' En dat is de enige raad die ze me geeft.

De uitdrukking op mijn gezicht word steeds paniekeriger als ik het na een half uur nog niet gevonden heb.

'Ik ben weg!' Ik gooi de deur met een klap achter me dicht en ren naar beneden.

Ongeduldig rommel ik met de kettingsloten van mijn fiets. Vandaag geen wandelingetje, ik moet mijn portemonnee hebben.

Zo snel als ik kan trap ik naar de winkel. Mijn hart bonst in mijn ribbenkast.

Als ik eindelijk naast het kleine winkeltje sta moet ik even hijgend op adem komen.

Mijn keel is droog, ik weet niet zeker of dat door het fietsen of de paniek komt.

Ik smijt mijn fiets op de grond en loop naar de deur.

Op slot. De deur knalt tegen zijn post maar verder is er geen beweging in te krijgen.

Verschrikt schieten mijn ogen naar het natte briefje op de deur. De woorden zijn uitgelopen en nauwelijks te lezen.

2 weken gesloten, we hopen u daarna...

De rest van de woorden zijn onleesbaar. Ik vermoed dat er iets hoort te staan als: we hopen u daarna weer te zien. Maar zeker weten doe ik het niet.

Er zijn geen raampjes waar ik door naar binnen kan kijken.

Ik sla met mijn vuist tegen de deur en sluit even mijn ogen. Wat de hel moet ik nu doen?

Mijn hart raast nog steeds in mijn borstkas. Maar hij komt niet tot rust, mijn ID zit in mijn portemonnee, mijn pinpas. Alles.

Ik laat mijn adem fluitend ontsnappen en knijp mijn vuisten in elkaar, nu kijken hoe ik dit aan mijn moeder vertel.

The love you giveWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu