Zijn fiets staat tegen het hek. Het is een doodnormale jongensfiets. Als we bij mijn fiets komen voel ik mijn wangen een beetje rood worden.Mijn fiets is rood en er hangt een bloemetjes koort om de bak voorop.
Maar hij lijkt het niet te merken. 'Waar zullen we heen?' Vraagt hij.
En een aangename opwinding stroomt door mijn lichaam. Ik had gedacht dat we weer naar de boekenwinkel zouden gaan. Maar hij denkt daar blijkbaar anders over.
Ik haal mijn schouders op en kijk naar zijn gezicht. Zijn ene mondhoek is iets opgetrokken en zijn donkere haren glinsteren in het zonlicht.
Er trekt een tinteling over mijn ruggengraat.
'De ijssalon?'
Ik sta nog steeds dromerig naar hem te kijken. 'Eh ja.' Mompel ik als ik zie dat hij me vragend aankijkt.
We fietsen langs kleine weggetjes waarover ik nog nooit gereden heb. 'Waarom fietsen we zo gek?'
Hij wijst naar de bomen om ons heen. 'Door het bos is het het mooist. Kijk dan hoe het zonlicht door de bladeren schijnt!'
Dat heb ik eerlijk gezegd nog nooit opgemerkt. Ik bedoel, de zon schijnt altijd door de bladeren heen.
Maar de manier waarop hij het zegt is zo teder dat ik wel van het zonlicht móet genieten.
Mijn blik dwaalt weer af naar zijn gezicht. Er is een rustgevende trek op verschenen. Ik heb pas door dat hij ook naar mij kijkt als onze blikken elkaar kruizen.
Allebei wenden we snel onze hoofden af. 'Ik fiets nooit door het bos.' Zeg ik, meer om maar iets te zeggen dan omdat het er echt toe doet.
'Waarom?' Hij kijkt niet meer naar het pad voor ons of de bomen boven ons, hij kijkt alleen nog naar mij.
Ik lach een beetje beduusd. 'Je weet wel, enge mannen enzo.' Zijn blik doet me smelten als een ijsje in de zon.
Zijn ogen glijden over mijn gezicht en ik voel hoe zijn blik elektrische schokjes achterlaat op mijn huid. 'Ik bescherm je.'
Ik weet niet wat ik aan moet met de vlinders, die ineens niet meer alleen in mijn buik zitten maar me in heel mijn lichaam gezelschap houden.
'Van welke smaak ijs hou je?' Hij probeert me weer af te leiden en grijnst.
Ik kom weer iets tot rust en trap een beetje harder. 'Van alles.'
Zijn wenkbrauwen schieten omhoog. 'Van alle smaken?'
Ik knik en glimlach. 'Ik hou gewoon van ijs.'
'Zelfs van die walnoten smaak?' Hij trekt een vies gezicht en als ik knik heft hij zijn handen beschermend voor zijn gezicht.
'Nee, dat kan gewoon niet, onmogelijk. Ik zweer het je, je kúnt daar gewoon niet van houden.'
Mijn lach kletterd door het stille bos. 'Waar hou jij van dan?'
Hij tuit zijn lippen. 'Aardbei.'
Quasi vermoeid zucht ik. 'Te basic.' Ik kan de lach om mijn lippen net niet helemaal verbergen.
'Wil je zeggen dat ik basic ben?'
Als ik hem alleen in mijn nopjes aankijk doet hij alsof hij me weg wil duwen. 'Ik ben de aller orgineelste jongen ever.'
Weer schiet ik in de lach. 'Dat mocht je willen.'
Sip kijkt hij naar zijn trui. 'En mijn shakespeare trui dan? Dat is toch het toonbeeld van orginaliteit?'
Dan werpt hij een blik op mijn outfit: een wit bloesje met donkerpaars stoffen jasje en een spijkerbroek met sliertjes.
Hij lacht. Zijn lach is warm en diep. Alsof hij vanuit het binneste van zijn borstkas komt.
'Oke ik geef het op. Aarbei is basic.'
Ik kijk hem trots aan en gooi mijn haar over mijn schouder.
'Maar wel lekker.'
Bij de ijssalon is het rustig, het is ook niet echt ijsweer. Het is koud en het enige wat ons eraan herinnerd dat het lente is is de zon die af en toe achter een wolkje vandaan piept.
Hij zet zijn fiets tegen een muurtje en rent naarbinnen waardoor ik niets anders kan doen dan hem achterna rennen. 'Een hoorntje met aarbei en een hoorntje met walnoot.'
Mijn mond valt open. 'Ik wil helemaal geen walnoot.'
Hij grijnst triomfantelijk. 'Ik wist het wel.'
Ik rol met mijn ogen. 'Een hoorntje met meloen.' Zeg ik tegen de vrouw achter de ijsbak.
Uiteindelijk zitten we op het muurtje met drie ijsjes. Walnoten, aarbei en meloen.
Levi houd het walnoten ijsje zo ver mogelijk bij zijn gezicht vandaan terwijl ik mijn meloen ijsje genietend op eet. 'Ik hou hiervan.'
Hij kijkt me vanachter zijn dikke wimpers aan. 'Ja en je houd ook van Walnoten.' Hij overhandigt me het andere ijsje.
Ik eet het helemaal op terwijl Levi zijn hoofd afwend. 'Ik ga er echt niet naar kijken terwijl jij dat gore ijsje eet.'
Ik spring op en ga recht voor zijn neus staan. Het ijsje zwaai ik voor zijn ogen heen en weer terwijl ik voor zijn ogen heen en weer spring.
Hij steekt zijn handen afwerend omhoog. Daar had ik niet opgerekend. Ik struikel een paar passen naar voren en bots tegen Levi op.
Het lijkt alsof mijn lichaam een fakkel is en hij een lucifer, zodra ik zijn lichaam tegen de mijne voel vlieg ik in de fik.
Het vuur verspreid zich vanuit mijn arm tot in de puntjes van mijn tenen.
Ik weet niets te zeggen en me even niet te bewegen. Zijn lichaam verstijfd onder dat van mij.
Na een paar seconde ga ik met een rood hoofd overeind staan. Ik slik en in mijn hoofd maak ik mezelf honderden verwijten. Wat ben ik toch een stomme koe.
Het ijsje ligt op de grond. 'Gaat het?'
Ik knik en gebaar naar de klok. 'Ik he, ik moet echt gaan.'
Hij komt snel overeind. 'Wacht Julie!' Ik draai me naar hem om.
Zijn ogen glinsteren nog steeds en hij veegt zijn haren uit zijn gezicht. 'We hebben elkaars nummer helemaal niet.'
Ik ben het voorval van net ineens volledig vergeten. Hij geeft me zijn telefoon en met licht trillende vingers tik ik mijn nummer in. 'App me maar.' Ik glimlach. 'Ik zie je wel op school.'
En dan pak ik mijn fiets en fiets ik met bonzend hart weg. Vanbinnen doe ik een vreugdedans.
Als ik thuis kom bel ik Isabel. 'Isaa!' Gil ik. Mijn stem galmt door het legen huis. 'Hij vroeg mijn nummer.' Het blijft even stil aan de andere kant van de lijn. 'Wil je nou echt zeggen dat je hem nog niet je nummer gegeven had?' Ik voel hoe een belachelijke grijns zich op mijn gezicht vormt. 'Maakt niet uit, ik heb het nu.' En dan begint ze ook te gillen.
JE LEEST
The love you give
Novela Juvenil{Nederlands} Julie houd van lezen, van schrijven en alles wat daarmee t maken heeft. Ze heeft een grote obsessie met tweedehandsboeken en als je aan haar beste vriendin zou vragen hoe ze haar zou omschrijven zou ze aan twee woorden genoeg hebben: Ko...