10

115 3 0
                                    

POV Julie

Volledig in gedachten verzonken staar ik naar het raam.

De portemonnee van Levi zit in het voorvakje van mijn rugzak. Elke keer dat ik mijn telefoon pak zie ik het liggen en bedenk ik dat ik het moet geven. Maar het juiste moment is nog niet gekomen.

Isabel naast me draait verveeld met haar ring. 'Wat is die portemonnee in je voorzak. Is die nieuw?'

Ik schud mijn hoofd en werp een blik op het rode boek in de hoek van mijn tafel.

'Ken je toevallig Levi?'

Ze haalt haar schouders op. 'Levi wie?'

'Smit.' Mijn stem bibbert een beetje.

Haar ogen worden groot. 'Natuurlijk ken ik die. Hij is nieuw!'

Ik slik en kijk naar de klok. Nog 5 minuten tot de grote pauze.

In mijn maag ligt een zenuwachtige knoop.

Moet ik naar het groepje toe stappen? Zomaar terwijl iedereen kijkt? Vanaf dat moment zal iedereen me herkennen.

Bijtend op mijn lip graai ik mijn spullen bij elkaar. Het rode boek hou ik in mijn hand, die past niet meer in mijn tas.

Isabel huppelt de deur uit. 'Pauze!' Roept ze enthousiast. Ze pakt mijn arm en sleurt me naar de kantine.

Ze heeft haar grijze hoody over haar hoofd getrokken en kauwt stiekem op haar kauwgom.

Ik mompel de gebruikelijke 'hm hm' en loop met haar mee.

Het groepje coole jongens hangt al aan hun vaste tafeltje.

Mijn blik scant alle gezichten maar die van Levi zit er niet bij.

Zo onopvallend mogelijk ga ik aan het tafeltje ernaast zitten.

Isabel trekt verbaasd haar wenkbrauwen op.

'Laat maar.' Murmel ik en ze trekt haar telefoon tevoorschijn.

De aula stroomt langzaam vol, knappe meisjes trippelen net te dicht langs de jongens naast ons en de computer freaks ploffen neer in de hal.

Nog steeds geen Levi. Mijn handen zijn nat van het zweet. Zenuwachtig eet ik wat van mijn broodje kaas maar honger heb ik niet.

Ik wilde de portemonnee geven voordat de aula vol was, gewoon in zijn hand drukken en dan weglopen. Maar het ziet ernaar uit dat dat hem niet word.

Als ik over mijn broodje naar de deur tuur zie ik een glimp van donkerbruine haren.

Mijn hart versnelt iets.

Het was hem. Ik weet het zeker.

Nu zie ik zijn hele postuur. Hij sjokt langzaam deze kant op. Zijn handen in zijn zakken en met een zachte grijns op zijn gezicht.

Ik bijt weer op mijn lip.

Zijn donkere ogen glijden over de aula. Opeens schieten ze terug. Naar het tafeltje met jongens naast ons.

Of nee, ik heb het fout, niet naar de tafel met jongens, naar mij. Ze blijven hangen.

Ik voel hoe een blos zich over mijn wangen verspreid. Een tinteling glijd over mijn ruggengraat.

Dan gaan zijn ogen naar het rode boek op de tafel, dat naast mijn fel roze broodbakje ligt.

Er verschijnt een lachje rondom zijn lippen.

Nu. Nu moet ik het doen. Ik moet opstaan en gewoon naar hem toelopen. Ik doe het niet.

Ik blijf verstijfd zitten en sla mijn blik neer.

Een paar secondes lijkt de tijd stil te staan.

Dan loopt hij naar het groepje jongens, waar hij vrolijk word ontvangen.

Met een kurkdroge keel staar ik naar het broodje in mijn handen.

Ik kijk niet meer op. De hele pauze niet.

Pas als de bel gaat en de jongens weglopen leun ik zuchtend achterover.

Hij is weg. Shit. Mijn hoofd bonkt. Ik moet die portemonnee nog geven.

The love you giveWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu