☽ ⋆ 59 ⋆ ☾

149 18 2
                                    

Al mijn vrienden zouden me voor gek verklaren.

Toch waag ik het om Evander een brief te schrijven. Het is geen lange brief. Geen mooie brief. Geen emotionele brief.

Ik heb het overigens ook niet over Sybil, al is dat wel waar ik hoop dat hij me naar toe leid.

Ik bied mijn excuses aan. Ik vraag hem of onze vriendschap nog te redden valt.

Ik krijg geen brief terug. Of - niet van hem, in ieder geval. Het is na een week dat Cedar opeens voor me staat en mijn hart doet een sprongetje als ik de envelop zie die hij me aanreikt. Tillie en Ruth zijn druk aan het praten en ze pakken hun brieven aan zonder op te kijken. Ik denk niet dat iemand merkt dat mijn hand een beetje beeft als ik de envelop aanpak.

Ik frons. Er zit geen zegel op zoals op Evanders eerdere brieven. Ook geen adres, geen geadresseerde: niets. Ik wil Cedar vragen hoe hij weet dat deze brief voor mij is, maar hij loopt al weg.

Daarom open ik hem naar gewoon.

Mijn hart lijkt een paar seconden stil te staan als ik de brief uitvouw. Daar, in dikke houtskoollijnen, in het midden van dat papier, symmetrisch aan elke kant van de vouw, staat een vlinder getekend.

Ik denk niet eens na. Ik sta op en loop Cedar achterna. Mijn vrienden kijken op.

'Hé!' roep ik. 'Hé!'

Mensen kijken op als ik zo naar Cedar roep. De vampier blijft staan en draait zich vriendelijk naar me toe.

'Van wie heeft u deze?'

'Nou, de afzender is onbekend, ziet u.'

Hij wijst naar de lege envelop in mijn hand.

'Ja,' snauw ik. 'Dat zie ik, maar u weet van wie hij is want u wist ook naar wie hij toe moest.'

Hij zwijgt. Hij kijkt me slechts aan.

'Vertel me van wie hij is!'

'Hé, hé - wat ben jij nou weer aan het doen?' zegt Tillie. Ze trekt aan mijn arm. 'Ik dacht dat het klaar was met jou en je uitbarstingen.'

Ik ruk mijn arm los en draai me kwaad naar haar toe. Ik zwaai met het papier. 'Het is van haar! Ik weet dat het van haar is!'

'Eris, doe nou-' Tillie lijkt zich te schamen: ze kijkt om zich heen - naar de mensen die me aankijken. 'Kom op. Kalmeer even en-'

'Ze is hier!' fluister ik. 'Ik weet zeker- ik zie haar overal: in mijn dromen maar ook- ook in het echt en- en nu dit en-' ik wil huilen. 'Ze gaat me vinden, Tillie! Ze gaat me vinden en dan-'

Tillie pakt het papiertje van me aan. Als zij de vlinder ook ziet, lijkt zij het ook te snappen. Ze vouwt het papier echter weer dubbel en leidt me de ruimte uit zonder nog meer aandacht te trekken.

Als we in de hal staan, kijkt ze om zich heen of er mensen in de buurt staan.

'Zeker dat dit van haar is?' vraagt ze.

Ik knik. 'Kijk dan. Het is een vlinder - wie anders?'

'Ja,' mompelt Tillie. 'En ook dat houtskool... wie gaat die heks ooit leren dat we tegenwoordig gewoon een pen hebben en inkt?'

Het ElementWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu