Dag 5 - 02:23

60 7 0
                                    

Je zou denken dat na vijf dagen slapeloosheid je overal zou kunnen slapen, maar dat blijkt een droom te zijn. Amelia is doodmoe, kapot van de vijf dagen lange marteling, waarvan niemand weet wanneer het einde in zicht is en toch is slapen onmogelijk.

Ze kijkt stilletjes om zich heen. De lucht is sterloos, alsof Luanna na een knallende ruzie het sterlicht in de hemel heeft uitgedaan. In het lokaal klinkt zacht gesnurk. Amelia kan weinig zien, maar de meeste schaduwen in het lokaal zitten rechtop of liggen op hun zij. Ze weet dat de meesten nauwelijks slapen. Behalve meneer Cuper, die vent lijkt nergens moeite mee te hebben. Zou hij niet een vrouw hebben die op hem wacht? Of is hij altijd al zo eenzaam geweest dat jonge meiden zijn doelwit werden? Je moet wel erg diep zinken om zover te gaan.

Een huivering trekt door haar lichaam. Snel kijkt ze weg, hopend dat ze hem kan negeren.

Ze ziet iemand opstaan en tussen de mensen door zigzaggend, op weg naar het toilet. Als hij voor haar langsloopt, ziet ze dat het Luke is. Hun blikken kruisen, maar woorden worden niet uitgewisseld. Ze kijkt hem na als hij het hokje in vertrekt en ze kijkt hem aan als hij er enkele minuten later weer uitkomt.

Even aarzelt ze, maar dan opent ze toch haar mond om iets te zeggen. 'Hey...' Ze wil iets vragen, maar het lukt haar niet om iets zinnigs te bedenken. Een "hoe gaat het?" voelt akelig misplaatst.

Hij blijft staan en kijkt haar richting op. Het is lastig elkaar aan te kijken als het zo donker is. 'Hoi,' is zijn antwoord. 'Kan je niet slapen?'

Ze schudt haar hoofd. 'Jij ook niet?'

Hij gaat naast haar zitten. 'Nee, ik...' Hij zoekt naar woorden, maar uiteindelijk zegt hij: 'Luanna spookt door mijn hoofd.'

Ze knikt langzaam. Ook door het hare. Ze weet niet goed wat ze moet antwoorden. 'Ik zou willen dat ik het terug kon draaien.'

'En anders ik wel. Ik ben zo'n cliché en zo'n mega klootzak,' zegt hij met een zucht. 'Weet je wat het laatste is wat ik tegen haar gezegd heb?' Hij kijkt haar aan. 'Ik beschuldigde haar ervan dat ze niet samenspeelde, dat ze een egoïst was. Ik heb haar de dood in gejaagd zonder te zeggen dat het me spijt.' Hij klemt zijn kaken op elkaar.

Amelia bijt zacht op haar lip. 'Ik denk niet dat anderen veel betere dingen tegen haar hebben gezegd.' Misschien was Luanna wel een egoïst. De gedachten is pijnlijk, maar ze weet dat het waar is. Luanna leefde voor zichzelf, maar zelden ten koste van een ander.

'JIj hebt nog afscheid kunnen nemen.' Zijn hand vormt een vuist. 'Normaal ben ik niet zo. Ik ben niet van het geweld, van boosheid en confrontatie.' Een gefrustreerde grom ontsnapt hem. 'En precies zij ging dood.'

'Je komt ook niet over alsof je zo bent.' Ze kijkt naar de donkere nacht. 'Maar we zijn allemaal boos en er klaar mee. Jij had ook gekozen kunnen worden en dan waren de rollen omgedraaid.'

'Zij was er wel overheen gekomen.' Zijn hoofd rust tegen de muur.

Ze schudt haar hoofd. 'Ik denk het niet. Luanna doet alsof ze heel sterk is, maar ze is ook maar een mens.'

'Maar als zij dit niet heeft overleefd, hoe moeten wij dat dan doen?' vraagt hij. 'Ik weet dat ze ook maar een mens is, maar zij was de enige van wie ik dacht dat ze hier zonder al te veel kleerscheuren uit zou komen.

Even is ze stil. Amelia heeft het antwoord niet. 'Misschien komen we hier niet uit,' fluistert ze dan. Hoe graag ze ook wil dat het een leugen is. Het is nu ergens na middernacht en aan het begin van de vijfde dag. Er zijn al drie mensen dood en ze twijfelt er niet aan dat er een vierde komt.

Hij knikt. 'Dan wil ik in ieder geval het met jou goedmaken,' zegt hij. 'En dan ook met haar.' Hij klemt zijn lippen op elkaar. 'Het spijt me dat ik haar en aangevallen, dat ik jou niet geholpen heb, dat ik het zo verprutst heb. Ik ga het beter doen. Dat beloof ik.'

At Gun Point duologie: Boek 1 -  Room 301Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu