4

491 27 0
                                    

'Ik blijf het zeggen maar hoe heerlijk was dat laatste doelpuntje' zegt Koen enthousiast terwijl hij heen en weer beweegt. We zitten op de fiets, terug naar huis. De training ging top. Aan het einde deden we, zoals ik al had gehoopt, nog een wedstrijdje. Niet heel lang, maar lang genoeg voor Koen en mij om een prachtige goal te scoren. Koen die met zijn dunne benen een sprintje trok naar de bal die de tegenpartij had verloren in een duel met een van onze medespelers. Hij die vervolgens het op een lopen zette naar voren, een assist gaf naar mij, en ik die precies voor het doel stond, maar vol werd verdedigd. Ik schoot vlak langs de benen van degene die voor me stond, raakte precies de bal goed, en scoorde. Alsof het zo moest zijn. Daarna werd dat natuurlijk even flink gevierd door ons beide.

Ik grinnik als ik zijn enthousiasme zie. Hier word ik zo gelukkig van. Soms vind ik het dom dat ik mijn geluk kan halen uit een goede goal in een training, of iets anders onnuttigs. Maar het plezier dat ik beleef met mijn beste vrienden, de trots, en het gevoel dat ik iets kan en iets waard ben, dat gevoel maakt me oprecht gelukkig. Dat gevoel word namelijk ook dagelijks volledig weer afgebroken door bepaalde mensen, van wie ik de naam niet eens wil noemen. 'Ey maar, ik zie je morgen weer, nog even een dagje strijden en dan weekend' zegt Koen. We zijn afgeremd voor het kruispunt waar onze wegen scheiden. Hij glimlacht enthousiast naar me. En ik moet ook glimlachen als ik denk aan wat we dit weekend op de planning hebben staan. Ik kan nu al niet wachten. 'Yes, alleen morgen nog even overleven' zeg ik. 'Komt goed, Slaaplekker straks' zegt hij, voor hij weer afzet vanaf de beton steen waar hij zijn voet even had neer gezet ter ondersteuning. 'Slaaplekker' roep ik nog en ik kijk nog even hoe hij zijn weg vervolgt, voor ik naar rechts af sla.

Ik moet ongeveer nog 10 minuten naar huis fietsen vanaf hier. Ik zou mijn oortjes in kunnen doen, maar die zitten ergens in mijn tas, en ik heb geen zin om te stoppen om ze te zoeken. Ik ben het liefst zo snel mogelijk thuis. Het schemert aardig, de zon is ook al een tijdje onder. Een tijdje fiets ik terwijl ik in mijn hoofd een beetje een liedje zing dat ik in mijn hoofd heb. Bij de oversteek plaats stap ik af. Ik wilde eerst kijken of ik het redde door alleen af te remmen en langzaam door te rollen, maar er kwam zo'n lange rij auto's aan dat ik het heb laten gaan en maar gewoon stil ben gaan staan. De auto's razen allemaal voorbij, en ik kijk een beetje voor me uit terwijl ik wacht.

'Hey wie hebben we hier?' Hoor ik ineens. Ik kijk op. Er staat een jongen op een scooter vlak naast me. Eerst denk ik dat hij me misschien denkt te kennen, maar ineens zie ik bij hem nog een jongen met een scooter, en twee jongens die naast hen lopen. 'Mag jij wel zo laat hier alleen zijn van je moeder?' Zegt de jongen vlak naast me alsof ik een klein kind ben. 'Rot op' zeg ik en ik kijk weer voor me uit. De laatste auto's moeten nog komen, ze zijn al te dicht bij om nog over te steken, dus ik zal moeten wachten. De jongen begint te lachen. 'Zo jij durft' zegt hij. Ik voel een trap tegen mijn fiets aan en kijk weer om. 'Niet zo bijdehand hè' zegt de jongen en hij trekt aan mijn tas. Ik pak hem vast en trek terug. 'Jonge, blijf gewoon af' roep ik. Voor ik het door heb word er hard aan mijn jas getrokken. Ik val half van mijn fiets af, maar word omhoog getrokken. 'Beetje respect jochie' zegt hij, en hij kijkt me met donkere ogen aan. 'Laat los' probeer ik te schreeuwen, maar het komt er meer piepend uit. Ik voel een trap, dit keer tegen mijn been. Ik hoor alleen maar gelach. Mijn fiets wordt weg getrokken, en ik probeer hem vast te houden, maar dat gaat moeilijk. Ineens kan ik mijn fiets terug naar mezelf trekken. Alles gaat zo snel. Ik weet niet wat er precies gebeurd. Ik word los gelaten. Val hard op de grond. Mijn fiets ligt naast me. Ik kijk op en zie een man met een capuchon op een harde klap tegen het hoofd van de jongen op de scooter geven. De andere twee rijden al snel weg, en de gene die loopt, springt snel achterop bij de ene en schreeuwt dat hij moet rijden. Ik ga intussen met moeite staan, en klop mijn broek een beetje af. De plekken waar ik geschopt ben branden. Ik pak mijn fiets langzaam op. De man komt dan richting mij gelopen. Nog hijgend van de adrenaline kijk ik naar hem. 'Bedan-' halverwege stokt mijn adem. De man heeft zijn capuchon afgetrokken en in een halve seconde weet ik wie het is. 'Milo?'. 'Hey, gaat het?' Zegt hij hijgend. 'Ja hoor, dag' zeg ik bot, en ik wil opstappen om door te fietsen. Hier wil ik niet langer mijn tijd aan verdoen. 'Hé, wacht even' roept hij. Ik weet niet wat precies in mij zorgt dat ik blijf staan, geen enkele haar op mijn hoofd wil namelijk nog veel langer in de buurt zijn van de jongen die me mezelf elke dag meer laat haten, maar ik blijf wonderbaarlijk genoeg staan. Al kijk ik hem niet aan, en staat mijn voet klaar op de trapper. Ik hoor hem achter me steeds dichterbij komen, wat me een naar gevoel geeft. 'Ik meen het, gaat het?'

Alles aan jouWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu