49

359 26 0
                                    

Milo Pov

Zuchtend sla ik het andere hengsel van mijn tas over mijn rug. Het is donderdag middag en de laatste les is net geweest. Al de hele week ben ik vrijwel alleen en ook als ik thuis ben heb ik niemand anders om mee te praten dat Matthyas. Niet dat ik het erg vind om met hem te praten, graag zelfs. Ik ben alleen bang dat ik hem verveel, omdat ik nooit eens iets anders te doen heb. Hij is de enige aan wie ik dingen kan vertellen op dit moment. Op school heb ik ook niemand. Daar laat ik Matthyas met rust zodat hij bij zijn vrienden kan zitten, ondanks dat hij al meerdere keren heeft aangeboden om een pauze met mij door te brengen. Ik sla al zijn verzoeken af. Bang dat ik hem in de weg zit, bang dat zijn vrienden denken dat ik hem van hun af pak en hij straks ook niemand meer heeft. Mijn andere vrienden willen niets meer met me te maken hebben en de rest van de school wilde dat al nooit, omdat ik altijd gemeen was. En nu willen ze al helemaal niet meer, omdat Jasper allemaal leugens over mij verspreidt en iedereen bang is dat zodra ze iets tegen me zeggen, zij er ook bij worden betrokken of dat ik zelf gemeen doe tegen ze. Ik hoor ze echt wel fluisteren in de gang. Over mij, over dat ik homo ben. Dat ik ruzie heb met Jasper en waarom. Ik doe of ik het niet hoor, maar ik hoor alles, en ik zie iedereen naar me staren. De hele school roddelt over mij maar niemand is zo moedig om het in mijn gezicht te zeggen. Omdat ze allemaal nogsteeds ergens bang zijn voor me. Ik heb het ooit voor mezelf verpest door niet mezelf te zijn, en nu ik mezelf ben, ben ik alleen.
Niet dat ik er spijt van heb dat ik mezelf nu ben, ik heb er de allermooiste jongen op aarde mee kunnen winnen. Maar ik voel me wel eenzaam. Ik hou van gezeldschap en dat was het enige dat school nog dragelijk maakte. Elke pauze vlucht ik naar het stenen muurtje vlak buiten het schoolterrein. Daar zit ik na te denken. Te wachten. Tot de dag voorbij is. Tot ik weer kan praten met de enige persoon die er nu nog toe doet; Matthy. Tot ik weer op mijn kamer kan zitten en me weer waardig kan voelen. Tot ik weer naar huis kan.

Ik wil mijn fiets net van het slot halen als ik iemand achter me mijn naam hoor roepen. Ik draai me om. Pepijn komt naar me toe gelopen. 'Wat is er? Ik dacht dat je niets meer met me te maken wilde hebben?' Zeg ik monotoon terwijl ik mijn fiets alsnog van het slot haal en de standaard naar binnen klap. 'Milo wacht nou even' zegt hij. Ik kijk hem aan en wacht af. 'Ik niet... ja die andere jongens wel, dat weet ik. Maar ik niet. Ik mis je man. Sorry dat ik dit nu pas zeg, ik wist niet goed hoe ik het moest brengen maar... ik vind het echt verschrikkelijk met hun sinds je weg bent.' Ik frons mijn wenkbrauwen. 'Waarom?' 'Gewoon... ze praten alleen nog over hoe gay jij bent. Hoe je ons in de steek laat, wat helemaal niet waar is trouwens. En dat ze je toch al nooit mochten.' Ik blijf Pepijn op dezelfde manier aankijken. 'Ik geloof er niks van. En ik voel me schuldig naar jou. Je verdient dit alles niet. Dus... sorry. Ik had vanaf het begin al tegen ze in moeten gaan. Als jij... gay... bent, dan is dat maar zo denk ik, maakt mij niets uit.' Ik merk dat hij niet goed weet hoe hij moet verwoorden dat hij me accepteert, maar hij doet zijn best. Met een oprechte blik kijkt hij me aan. Ik zet mijn fiets weer neer en open mijn armen. Kort geven we elkaar een knuffel. 'Geef die jongens niet op maatje, ik bedoel wij... of nou ja jullie... zijn al zo lang vrienden. En ik gun het je niet dat jij straks in dezelfde shit zit als ik'. Pepijn knikt moeilijk. 'Is goed, maar de volgende keer dat ze over je beginnen zal ik voor je opkomen. En weet dat als je weer eens wil chillen dat je me altijd kan appen oké?' Zegt hij. Ik glimlach en knik. 'Doen we, binnenkort even weer biertje doen samen dan maar?' Pepijn schiet in de lach. 'Heel graag maatje, heb dat echt gemist met jou.' Ik moet nu ook lachen. Even kijk ik rond. De andere jongens zijn waarschijnlijk al weg en ik denk dat Pepijn daar ook op heeft gewacht. 'Samen naar huis fietsen?' Stel ik voor. Pepijn knikt. 'Beter, had echt geen zin om alleen te gaan. Wacht hier ik pak even m'n fiets.'

Ik kijk Pepijn na die zo'n 30 meter verder loopt om zijn fiets te pakken en dan terug komt gelopen. Ik stap op en zet alvast af. 'Maar goed, wordt het wat met die Matthyas denk je of niet, is hij überhaupt gay, weet je of hij jou ook leuk vindt?' Somt hij ongemakkelijk wat vragen op. Ik grinnik. 'Beloof je dat je dit niet zegt tegen de anderen?'. Pepijn knikt hevig. 'We hebben iets, nog niet een rela ofzo maar, wel iets, als je snapt wat ik bedoel' Pepijn knikt nu glimlachend. 'Al geneukt?' Mijn hoofd schiet opzij. 'Gast nee, wat de fuck'. Pepijn haalt lachend zijn schouders op. 'Kon toch?' Ik schud mijn hoofd. 'Nee, absoluut niet. Ik wil echt niet te hard van stapel lopen direct. Ik wil het rustig aan doen.' Pepijn drukt zijn lippen op elkaar en knikt. 'Je vindt hem echt wel heel leuk of niet? Het is niet zomaar even iets.' Ik knik langzaam. 'Hoezo denk je dat trouwens?' Pepijn leunt wat achterover en laat zijn ene hand los van het stuur om even door zijn haar te gaan. 'Nou... als ik een meisje echt leuk vond dan zou ik ook niet te snel willen gaan.' Ik grinnik. 'Alsof je anders wel meteen zou neuken. Bro, jij bent nog maagd'. Pepijn rolt zijn ogen. 'Gozer hou je bek, jij ook'. 'Klopt, maar ik zeg ook niet dat ik direct wil neuken he'. Een tijdje is het weer stil. 'Ik vraag me dan toch af... waarom de kanker heb je hem altijd zo gepest en ineens heb je iets?' Ik bijt op mijn onderlip. 'Ontkenningsfase' zeg ik dan simpel. Ik hoor een soort hikje en als ik naast me kijk zie ik dat Pepijn zo hard moet lachen dat er geen geluid meer uit zijn mond komt. 'Gast' stottert hij half. 'Dat- dat-'. Opnieuw moet hij lachen. Met een vragende glimlach kijk ik hem aan. 'Doe rustig' zeg ik lachend. Pepijn schud zijn hand voor zijn ogen. 'Sorry sorry'. Langzaam komt hij bij. 'Dat was dan wel een hele lange en heftige en vreemde ontkenningsfase. Bro je hebt hem een keer over de kop in de bosjes gedouwd'. Ik bijt mijn tanden op elkaar. 'Ik heb ook een keer zijn schrift verbrand. En een keer z'n shirt op het dak gegooid. En redelijk vaak z'n hoofd tegen de kluisjes geslagen.' Som ik op. Pepijn komt niet meer bij. Waarschijnlijk door de gedachtes aan die momenten. 'Dat hij je dat überhaupt heeft vergeven is al bijzonder.' Ik knik zuchtend. 'Ja, bizar.' 'En dat was allemaal ontkenningsfase?' Ik kijk hem aan en haal mijn schouders op. 'Ik wilde gewoon hem, mezelf en iedereen overtuigen dat het niet zo was, snap je?' Pepijn knikt. 'Ik wil net zeggen, je bent eigenlijk heel aardig. Ik vond het altijd al vreemd'. Fronsend kijk ik hem aan. 'Aardig? Ik? Wanneer?' Pepijn trekt zijn wenkbrauwen op. 'Je was de enige die me beterschap wenste als ik ziek was. Je vergat nooit m'n verjaardag in de zomervakantie. Je bent vrijgevig. Als je iets geeft hoef je nooit wat terug. En je cijfert jezelf vaak weg voor anderen. Die andere jongens zijn echt niet zo. Je leek altijd de gemeenste, tegen iedereen op school, maar je bent eigenlijk heel aardig. Eigenlijk pas je helemaal niet bij die andere jongens.' Precies de woorden die mijn moeder en Matthyas ook tegen me hebben gezegd. Ik haal mijn schouders op. 'Dat wist ik stiekem allang. Alles voelt veel beter zoals ik nu ben.' Pepijn glimlacht. 'Gelukkig, ik vind je eigenlijk ook veel beter zo'. Hij grabbelt in zijn zak en haalt er een pakje peuken uit. 'Ook een?'

Alles aan jouWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu