Hoofdstuk 2

106 9 0
                                    

Koen zat naast Juliette op haar bed, zijn rug tegen de muur geleund, terwijl hij naar de vogels buiten luisterde. De zon scheen fel door het raam naar binnen, een schril contrast met de kilte die hij vanbinnen voelde. Het was rustig in huis, iets wat tegenwoordig zeldzaam was. Papa was weg, waarschijnlijk naar zijn werk, en dat gaf hen een paar uur van adempauze, een paar uur waarin ze niet op hun hoede hoefden te zijn voor de volgende uitbarsting.

Juliette lag naast hem, stil, maar niet rustig. Haar gezichtje was vertrokken van de pijn, en ze hield haar armpjes beschermend over haar buik geslagen. Ze had die houding al een tijdje aangenomen, maar Koen durfde niet te vragen wat er aan de hand was. Hij wilde haar niet nog meer pijn doen door erover te praten. Toch kon hij de zorgen niet langer negeren.

"Juul?" fluisterde hij, terwijl hij voorzichtig naar haar toe boog.

Ze opende haar ogen langzaam, alsof zelfs dat haar moeite kostte. "Ja, Koen?" Haar stem klonk dun, breekbaar.

"Wat is er, Juul? Waar doet het pijn?"

Ze slikte moeizaam en schudde heel even haar hoofd. "Mijn buikje... het doet zo'n pijn."

Koen voelde zijn hart in zijn keel kloppen. "Hoe erg is het? Kan je het me laten zien?"

Juliette aarzelde, maar uiteindelijk knikte ze. Koen schoof voorzichtig wat dichterbij en trok met bevende handen het dunne hemdje en shirtje van zijn zusje omhoog. Hij had zich voorbereid op wat hij misschien zou zien, maar toch schrok hij toen de grote blauwe plek op haar buik tevoorschijn kwam. De plek was diep paars en blauw, met een vage geelgroene rand, alsof de huid probeerde te genezen maar het nog niet echt lukte. Het zat hoog, net onder haar ribben, en het zag eruit alsof het verschrikkelijk veel pijn moest doen.

Koen haalde diep adem en voelde de woede in hem opborrelen, gemengd met machteloosheid. "Juul... hoe is dit gebeurd?" vroeg hij zachtjes, al wist hij het antwoord al.

Juliette kneep haar ogen stijf dicht en draaide haar gezicht van hem weg, als om zich te verbergen voor de herinnering. "Papa... papa was boos," fluisterde ze uiteindelijk. "Ik... ik liet per ongeluk zijn koffiekopje vallen."

Koen voelde zijn vuisten zich ballen, maar hij liet het niet merken aan Juliette. Hij wist dat hij moest kalm blijven, voor haar. "Dat... dat is niet jouw schuld, Juul," zei hij, terwijl hij een hand op haar schouder legde. "Het is nooit jouw schuld, oké? Wat hij ook zegt."

Juliette knikte zwakjes, maar Koen zag dat ze nog steeds twijfelde. Hij wilde haar beschermen, haar omarmen en zorgen dat niets of niemand haar ooit nog pijn zou doen. Maar hij wist ook dat hij dat niet kon beloven. Hun vader was een onvoorspelbare kracht, een storm die van het ene moment op het andere kon losbarsten, zonder waarschuwing.

"Je moet even blijven liggen, oké? Ik ga iets voor je halen," zei Koen, terwijl hij opstond.

"Waar ga je heen?" vroeg Juliette angstig, haar hand grijpend naar de zijne.

"Ik ben zo terug, beloofd," zei hij geruststellend. Hij kneep zachtjes in haar hand en wachtte tot ze hem losliet voordat hij naar beneden liep.

In de keuken pakte hij een ijszakje uit de vriezer, iets wat ze vaker gebruikten om hun pijnlijke plekken wat verlichting te geven. Zijn gedachten tolden terwijl hij bezig was, hij kon niet anders dan terugdenken aan hoe vaak hij dit al had moeten doen, hoe vaak hij had gehoopt dat het de laatste keer zou zijn.

Toen hij terugkwam in Juliette's kamer, zag hij dat ze zich had omgedraaid, haar rug naar de deur gekeerd. Koen ging naast haar zitten en legde het ijszakje voorzichtig op de blauwe plek. Juliette kromp een beetje ineen bij de aanraking, maar ze zei niets.

"Het zal een beetje helpen tegen de pijn," zei Koen, hoewel hij wist dat het niet genoeg zou zijn.

"Koen?" fluisterde Juliette, haar stem nog steeds zwak. "Wat als... wat als het nooit ophoudt?"

Koen slikte, niet in staat om meteen te antwoorden. Diezelfde gedachte spookte ook door zijn hoofd, elke dag, elk uur. Hij wist dat ze niet zo konden doorgaan, dat ze niet eeuwig onder deze omstandigheden konden leven. Maar wat konden ze doen? Waar konden ze naartoe? Ze hadden niemand om naar toe te gaan, niemand die hen zou geloven als ze zouden vertellen wat er gebeurde.

"Het houdt een keer op, Juul," zei hij uiteindelijk, vastbesloten om haar iets van hoop te geven, al was het maar een klein beetje. "We vinden een manier. Weet je nog dat ik je dat beloofd heb?"

Juliette knikte zwakjes, haar ogen weer gesloten. "Ik hoop het, Koen," fluisterde ze. "Ik hoop het echt."

Koen bleef bij haar zitten totdat ze weer in slaap viel, haar hand in de zijne, terwijl hij naar haar keek met een mengeling van zorgen en vastberadenheid. Hij wist dat hij iets moest doen, iets om hen te redden uit deze nachtmerrie. Maar wat dat precies was, wist hij nog niet. Voor nu moest hij sterk blijven, voor haar.

Terwijl de zon langzaam begon te zakken en de schaduwen langer werden, bleef Koen daar zitten, zijn gedachten tollend, terwijl hij nadacht over wat hun volgende stap zou moeten zijn.

Family line | BankzittersWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu